„Jullie zijn in Amsterdam, maar jullie hart is met ons”
Als je gelooft dat de zegen zal komen, gebeurt het ook. Dat was de moraal van een verhaal dat de Israëlische opperrabbijn Yona Metzger maandag in Amsterdam vertelde. Hij sprak daar tijdens een bijzondere synagogedienst in het kader van zestig jaar Israël.
Er was eens een vrouw, vertelde Metzger, die in aanraking kwam met twee mannen die naar de rabbijn gingen. De vrouw wilde graag een zegen van de rabbijn hebben, omdat ze geen kind had. Voordat ze de zegen kreeg, kocht ze een kinderwagen en andere spulletjes voor de baby. Toen de mannen haar later terugzagen, droeg ze een baby op haar arm. Ze was dankbaar voor het kind dat ze gekregen had.Een van de twee mannen was blij, maar de andere was bedroefd. Hij en zijn vrouw waren al 25 jaar getrouwd, de rabbijn had hen al vele malen gezegend, maar ze hadden geen kind gekregen. Toen hij er de rabbijn naar vroeg, was diens wedervraag of hij ook een kinderwagen had gekocht. Dat had hij niet. De moraal van het verhaal: Als je gelooft dat de zegen zal komen, gebeurt het ook. Metzger: „We hebben het land Israël zestig jaar geleden gekregen, maar we wisten al 2000 jaar dat het land ons land was.”
Hulp van God
Rav Yona Metzger sprak maandag tijdens een bijzondere synagogedienst in Amsterdam. De hoogste religieuze autoriteit van de staat Israël kwam voor twee dagen naar Nederland op uitnodiging van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap, de overkoepelende organisatie van Joodse gemeenten. Zijn komst staat in het teken van de nationale religieuze viering van het 60-jarig bestaan van de staat Israël.
De dienst werd gehouden in de Esnoga, de Portugese synagoge, aan het mr. Visserplein, vlak bij de plaats waar in de Tweede Wereldoorlog de Joden werden samengedreven om weggevoerd te worden en waar het standbeeld van de dokwerker staat.
In zijn derasja (overdenking) van ongeveer een kwartier zei rabbijn Metzger dat iedere Jood dankt voor Israël. „Jullie zijn in Amsterdam, maar jullie hart is met ons. Het land behoort toe aan iedere Jood, waar ook ter wereld.”
Hij hoopt dat het vrede zal worden, maar denkt niet aan eenzijdig stoppen. „Israël is sterker en wij hebben de wijsheid en de hulp van God.”
De dienst werd onder andere bijgewoond door de ministers Donner en Hirsch Ballin en door de Israëlische ambassadeur Harry Kney-Tal. De laatste mocht de ark, de hechal, waarin zich de Thorarollen bevinden, openen.
Honderden kaarsen
In de synagoge, die maandag duizend gasten herbergde, zaten en stonden de mannen en vrouwen gescheiden van elkaar. Tijdens de twee uur durende dienst brandden honderden kaarsen in kroonluchters. Het grootste gedeelte van de dienst stond in het teken van gebed en gezang. Chazzan (voorzanger) was Israel Rand, oppervoorzanger van de Grote Synagoge in Ramat Gan. Het Amsterdams Synagogaal Koor en het Santo Serviciokoor onder leiding van Ilia Belianko begeleidden hem. De Israëlische oppervoorzanger was gekleed in een wit met zwarte gebedsmantel, de talliet, en had een groene hoed op.
Niet alleen het gezang, ook de gebeden waren in het Hebreeuws. De gebeden, die staande gedaan werden, waren behalve het middag- en het avondgebed onder meer een herdenkingsgebed voor de gevallenen in de strijd voor de staat Israël, een gebed voor de acht vermiste en gevangen soldaten van de Israëlische strijdkrachten, een gebed voor de staat Israël en een gebed voor de koningin, het kabinet-Balkenende en het college van B en W van Amsterdam. Een gedeelte van het laatste gebed was, naar aloude gewoonte, in het Portugees.
Er was ook een zegenwens voor de soldaten van het Israëlische verdedigingsleger, gecomponeerd door Israel Rand. „Op hen zal van toepassing zijn wat er geschreven is: „Want het is de Eeuwige, jullie G-d, Die met jullie optrekt om voor jullie met jullie vijanden te strijden om jullie te laten overwinnen.”
Beloofde land
Rabbijn Dayan P. Toledano van de Portugese gemeente in Amsterdam hield een korte toespraak. Hij zei dat God het land beloofd had aan Abram en Sara. Het volk verloor in ballingschap nooit het geloof dat het zou terugkeren. „We waren deel van het beloofde land en het beloofde land was deel van ons. Het was een droom, maar de droom werd werkelijkheid. De Joden bouwden een van de belangrijkste staten van de moderne wereld. Als je in de straten van Jeruzalem loopt, zie je dat de profetieën van Zacharia zijn vervuld en dat de straten vol spelende jongens en meisjes zijn. Onze vreugde is echter incompleet, want er is geen vrede. Hoe zou er vrede zijn als Hamas Israël niet erkent?”
Na het zingen van het Hatikwa, het Israëlische volkslied, en het zesde vers van het Wilhelmus was de dienst ten einde. De kaarsen in de schemerige synagoge bleven branden.