Binnenland

Roekeloos rijgedrag leidt tot bizarre botsing

Door een wonder zijn ze nog in leven. Een 2 meter lange stalen buis spietst de bestuurder én een inzittende bij een ernstig auto-ongeluk vast aan hun voertuig. Vier jongens overleven de bizarre botsing.

25 April 2008 11:56Gewijzigd op 14 November 2020 05:47
De vier inzittenden van een zilvergrijze Alfa Romeo 156 T Spark raakten vorig jaar bij een aanrijding in Apeldoorn licht- tot zwaargewond. ”God heeft ons bewaard, dat is duidelijk. Geen twijfel over mogelijk." Foto René
De vier inzittenden van een zilvergrijze Alfa Romeo 156 T Spark raakten vorig jaar bij een aanrijding in Apeldoorn licht- tot zwaargewond. ”God heeft ons bewaard, dat is duidelijk. Geen twijfel over mogelijk." Foto René

Het verkeer eiste vorig jaar 791 doden, zo maakte minister Eurlings gisteren bekend op een verkeersveiligheidscongres in Rotterdam. De daling van de afgelopen jaren zet zich daarmee voort. Het aantal verkeersslachtoffers onder jongeren, onder wie jonge automobilisten, vertoont juist een stijging.Het gezaghebbende verkeersinstituut SWOV pleitte er gisteren voor het rijbewijs voor jeugdige autorijders in te perken. Zij zouden de eerste maanden een verbod moeten krijgen op het rijden bij nacht en op het meenemen van leeftijdsgenoten. Volgens het instituut scheelt het beperken van het rijbewijs jaarlijks veertig doden. Roekeloos rijgedrag kost behalve deze tientallen doden ook talloze gewonden. Een van hen is René.

Snelle Alfa
Woensdagavond 8 augustus 2007. De klokt wijst iets voor elven. De Arnhemseweg in Apeldoorn oogt verlaten. Vier jongens spoeden zich in een zilvergrijze Alfa Romeo 156 T Spark -„snelle versie”- richting McDonald’s. De snelheidsmeter klimt tot dik boven de 130 kilometer per uur, op het wegvak waar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur geldt. De politie constateert op grond van remsporen een snelheidsovertreding van 81 kilometer per uur.

De jongens genieten. De drie inzittenden spreken de bestuurder niet aan op zijn onverantwoorde rijstijl. „We reden vaak zo hard”, vertelt de 20-jarige René terugblikkend. „Voor de kick. Hoe gekker, hoe mooier. Iedereen op deze leeftijd rijdt hard. Lekker het gas intrappen. Zo verschrikkelijk raar was onze rit dus niet”, vindt hij.

Moeiteloos passeert de Alfa een motorrijder. Dan gaat het mis. Midden op de weg doemt opeens een vluchtheuvel op. De schrik slaat de jongens om het hart. „Je ziet het fout gaan.” De bestuurder van het snelheidsmonster geeft een ruk aan het stuur - naar rechts en weer naar links. Het voertuig raakt in een slip, schiet over de linker rijbaan en raast tussen twee dikke eikenbomen en een bosje door.

Met een snelheid van 130 kilometer per uur ramt de Alfa een hekwerk, botst op een betonnen bankje en rijdt door een houten hek van de plaatselijke kinderboerderij. De totaal verwoeste Italiaan balanceert even op twee wielen en komt dan in een weitje met een paar ezels tot stilstand. „Onvoorstelbaar”, zegt René. „Je weet niet wat voor krachten er vrijkomen. Je schiet als een zoutzak door de auto.”

Tijd om na te denken is er niet. Het ongeluk voltrekt zich in enkele seconden. „Niet te beschrijven. De autobanden piepen. Niet zomaar eventjes, nee, het is één langgerekt aanhoudend gegier. Je hoort glas versplinteren en de grond onder de auto doorschuren. Het flitst door je heen: Dit gaat mis. Ik ben in een reflex in elkaar gedoken om de klap op te vangen. Ongelooflijk.”

Een 2 meter lange buis van het hekwerk doorboort bij de botsing de buik van de bestuurder, schiet dwars door de bestuurdersstoel naar achteren, boort zich daar door het linkerbeen van de jongen op de achterbank. „Bij de knie erin, bij het bovenbeen eruit.” De stalen pijp blijft uiteindelijk in de bekleding van het portier steken.

De buis spietst de twee samen vast aan hun voertuig. „Verschrikkelijk”, herinnert René zich. „De bestuurder raakte in paniek. Hij is claustrofobisch. Hij werd helemaal gek en gilde dat hij eruit wilde.” Met glasscherven in z’n nek en zand op z’n gezicht weet René het voertuig te verlaten. Bloed stroomt uit de auto. Onder de motorkap breekt brand uit.

Hulpeloos staat René erbij. „Ik wist niet wat ik moest doen. Ik dacht: „Jongens, dit gaat fout, dit gaat fout. Dit gaan ze niet redden.” Ik wist dat er een grote kans zou zijn dat ze deze klap niet zouden overleven.” Snel belt René 1-1-2. „Ik heb gezegd dat er snel hulp moest komen, omdat het er heel ernstig uitzag.”

Traumaheli
De brandweer slaagt erin het voertuig open te knippen en de twee beknelde kameraden te bevrijden. Een traumaheli voert de zwaargewonde bestuurder met de buis nog in zijn buik af naar het academisch ziekenhuis in Utrecht. De jongen moet daar, tijdens een operatie, een aantal centimeters van zijn darmen missen. Vitale delen zijn wonder boven wonder gespaard gebleven.

Omstanders stromen toe. René belt naar huis om zijn ouders op de hoogte te brengen: „Mam, ik heb een heel ernstig ongeluk gehad. Met mij is niets aan de hand, maar het ziet er niet goed uit.” Enkele minuten later pakt hij weer zijn mobieltje en belt nog eens naar huis. „Op dat moment was ik in paniek. Ik wist niet meer dat ik m’n moeder al had gebeld.”

Renés vader haalt hem op. De jongen lijkt niets aan het ongeval overgehouden te hebben. Toch is hij er niet gerust op. „Je hoort wel eens dat iemand later alsnog overlijdt aan een inwendige bloeding.” Samen met z’n vader rijdt René naar het ziekenhuis. Onderzoek brengt geen noemenswaardig letsel aan het licht.

René kampt alleen met lichte pijn in zijn nek. Een arts laat foto’s maken en alarmeert een dienstdoende orthopeed. Via een computer kan deze thuis de foto’s bekijken. De arts constateert een compressiebreuk in z’n nek. „De dokter zei dat ik bij een verkeerde beweging een dwarslaesie had kunnen oplopen. Als de zenuwbanen waren geknapt, was ik er niet meer geweest.” Met een nekband om moet het verkeersslachtoffer zes weken rust houden.

Fout
Het roekeloze rijgedrag getuigt niet van veel verantwoordelijkheidsgevoel, zegt René. „De bestuurder is fout. Maar wij als inzittenden zijn ook fout geweest, omdat we er niets van tegen hem hebben gezegd. Dit had niet mogen gebeuren. Je weet dat je verkeerd bezig bent.” Verwijten maakt hij zijn kameraad niet. „Daar schiet je niets mee op.”

Het ongeluk laat z’n sporen na. „Ik ben serieuzer geworden. Het is voor mij niet meer: lang leve de lol, mij kan niets gebeuren. Niet dat ik ineens een hele persoonsverandering heb ondergaan, ik doe nog wel eens gek. Maar ik neem niet meer zo veel risico. Ik rijd ook niet meer zo veel te hard. Als ik ergens 50 kilometer per uur mag, rij ik zeker niet harder dan 60.” Ook spreekt hij anderen zonodig aan op hun rijstijl. „Als ik bij vrienden in de auto zit en het gaat me te hard, zeg ik: „Weet je nog wat ik heb meegemaakt?””

De vier jongens hebben „verschrikkelijk veel mazzel” gehad, stelt René. Toch is daarmee voor hem niet alles gezegd. „Mijn kameraad achter het stuur is niet kerkelijk. Hij zei: „Ik heb het overleefd, omdat jullie gelovig zijn. Jullie geloof heeft mij gered.”

René ziet een diepere oorzaak. „God heeft ons bewaard, dat is duidelijk. Het is Zijn bescherming geweest. Dit is een wonder, dat kan niet anders. Geen twijfel over mogelijk. Het is onzin om te zeggen dat we gewoon mazzel hebben gehad.” Hij wijst er tegelijkertijd op dat Gods bewaring grenzen kent. „Wij blijven verantwoordelijk voor ons gedrag. Onverantwoord hard rijden past daar niet bij.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer