Kerk & religie

Geen gesneden beeld

Hij had er zo z’n best op gedaan, de Haarlemse beeldhouwer Theo van Reijn. Hij was benaderd om iets moois te maken voor de Kloppersingelkerk in zijn woonplaats en daarmee was hij bijzonder vereerd. Zijn werk zou vele jaren bewonderd kunnen worden. Ja, zo dacht men, zo dacht hij. Maar het ging helaas anders dan menigeen had kunnen denken.

J. Mastenbroek
24 April 2008 09:28Gewijzigd op 14 November 2020 05:46
De Koningkerk in Haarlem, ontworpen door Berend Tobia Boeyinga. Foto RD
De Koningkerk in Haarlem, ontworpen door Berend Tobia Boeyinga. Foto RD

Van Reijn (1884-1954) was een veelbelovend kunstenaar, die reeds op 27-jarige leeftijd een internationale prijs voor zijn werk kreeg. Nu kreeg hij de kans om een bijzonder kunstwerk te maken. Net als architect Boeyinga. Samen werken aan hetzelfde project. Samen bouwen aan een reputatie.Een van de eerste opdrachten die de gereformeerde predikantszoon Berend Tobia Boeyinga (1886-1969) kreeg, was het ontwerpen van de Koningkerk in Haarlem. Deze zou in 1927 in gebruik worden genomen. Boeyinga zette de eerste stappen op het pad van de vele gereformeerde kerken die later op zijn tekentafels tot stand kwamen.

Begonnen als gemeentearchitect van Amsterdam, vestigde hij zich in 1926 als zelfstandige. Kerkenbouw werd zijn specialisatie. Boeyinga bracht in zijn architectuur elementen uit de zogenaamde bouwstijl van de Amsterdamse School naar voren. Hij viel in de smaak bij het gereformeerde volksdeel; na de Koningkerk volgde in Haarlem het ontwerp van de Zuid-Oosterkerk in 1935 en tal van andere kerken. Hij kon zich uitleven in symboliek in deze 1200 zitplaatsen tellende Koningkerk.

Psalmenbuurt

In de wijk waar de Koningkerk verrees, woonden veel gereformeerden. De sociale woningbouw was in handen van Patrimonium. Circa 400 woningen werden daar voor de overwegend gereformeerde gezinnen gebouwd. De Transvaalbuurt stond in de volksmond bekend als de psalmenbuurt.

De kerk zelf kreeg bekendheid als „de kathedraal onder de gereformeerde kerken.” Kosten noch moeiten werden gespaard om de kerk een fraai aanzien te geven. Theo van Reijn moest een extra element toevoegen: beeldhouwwerk in de vorm van koppen zouden de gevel sieren. Nu was men toch nog enigszins beducht voor roomse tradities. Beelden in de kerk - nee. Beelden aan de gevel: ja, maar dan in toegeeflijke zetting, in de geest van: „Vooruit dan maar.”

Toen kwam de vraag wie in steen vereeuwigd moesten worden. Dat Luther en Calvijn erbij waren, lag voor de hand. Maar er moesten zes hoofden worden uitgebeeld. Zwingli en Melanchthon werden eraan toegevoegd. En om de overstap naar het heden te maken, ook nog Bavinck en Kuyper. Waren ze misschien toch niet zo goed herkenbaar? Andere bronnen spreken ook over de hoofden van Rutgers en Hendrik de Cock. Dan houden we er zelfs twee over…

De kerk ging in 1987 over in evangelische handen. Niet voor lange tijd - een felle brand, die drie brandweerlieden het leven kostte, maakte op zondagavond 23 maart 2003 de kerk met de grond gelijk. De koppen sneuvelden, op drie na. Die werden verkocht. Aan wie en welke koppen dat waren, is nu al niet meer te achterhalen. Hier zwijgt de geschiedenis.

Bevriend Rome

Een andere geschiedenis spreekt: een artikel uit De Saambinder, orgaan van de Gereformeerde Gemeenten, van 9 september 1926. Daarin neemt ds. G. H. Kersten stelling tegen deze verroomsing. Hij schreef onder het kopje over de koppen: ”Waar gaan wij heen?” het volgende:

Hoe dan ook, beeldhouwer Van Reijn leverde voor de Koningkerk herkenbare kunst. Wie kerkhistorisch enigszins op de hoogte was, kon de uitgebeelde hoofden herkennen. Boze tongen beweerden dat een van de koppen opvallend leek op het hoofd van Van Reijn zelf…

Herkenbaarheid in de kunst is meer uitzondering dan regel. Ik denk in dit verband aan Abraham Lincoln, de zestiende president van de Verenigde Staten die in 1865 lafhartig werd vermoord. Hij moest eens een tentoonstelling openen van een beroemde schilder. Wat die schilderijen voorstelden was voor hem een raadsel - de president kon er niets, maar dan ook helemaal niets in herkennen. Dat ontlokte hem de historische uitspraak: „De schilder is ongetwijfeld een zeer Bijbelvaste man.”

Toen men hem verbaasd vroeg of hij die woorden wilde uitleggen, zei hij: „De kunstschilder heeft zich nauwgezet gehouden aan het tweede gebod van de Wet des Heeren: Géén gelijkenis van hetgeen boven in de hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen in de wateren onder de aarde is. Zijn kunst lijkt inderdaad nergens op!”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer