Vrijwilligersvergoeding, belast of onbelast
Hoe kan een praktische invulling van de vrijwilligersregeling eruitzien? Daarover verstrekte staatssecretaris De Jager van Financiën eind vorige maand informatie, naar aanleiding van een motie van enkele Tweede Kamerleden.
Het is belangrijk dat een organisatie die een beroep doet op vrijwilligers en de vrijwilliger zelf de regels in acht nemen om achteraf niet voor verrassingen komen te staan. Zo kan de organisatie een aanslag voor de loonbelasting krijgen opgelegd en kan de vrijwilliger worden geconfronteerd met een heffing inkomstenbelasting over het ontvangen geld.Vergoedingen voor werkzaamheden door vrijwilligers zijn onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld voor de belasting- en premieheffing. De voorwaarden komen op het volgende neer. De vergoeding mag niet hoger zijn dan 150 euro per maand en ook niet hoger dan 1500 euro per jaar. Vrijwilligers moeten werkzaamheden verrichten voor een organisatie of instelling die niet is onderworpen aan de vennootschapsbelasting of voor een sportorganisatie. Daarnaast mogen de werkzaamheden niet beroepsmatig worden verricht en er mag dus geen marktconforme vergoeding worden ontvangen.
Bonnetjes
Laatstgenoemde voorwaarde is cruciaal om de vrijwilligersregeling van toepassing te laten zijn. Een eventuele vergoeding mag niet in verhouding staan tot de duur van de werkzaamheden en moet het karakter hebben van een kostenvergoeding. Deze voorwaarde zorgt er namelijk voor dat de vrijstelling niet geldt voor gewone betaalde arbeid. Een vrijwilliger moet altijd een vergoeding kunnen krijgen tot het bedrag dat hij naar globale schatting aan kosten heeft gemaakt. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat een vrijwilliger eigenlijk geen vergoeding zou moeten krijgen als hij geen kosten heeft gemaakt.
De Belastingdienst gaat er op voorhand van uit dat er bij een vergoeding van ten hoogste 4,50 euro per uur geen sprake is van een marktconforme beloning. Voor vrijwilligers onder de 23 jaar geldt een bedrag van 2,50 euro per uur. Of er nu een uurvergoeding wordt betaald of een vast bedrag, in beide situaties is een urenadministratie vanuit fiscaal oogpunt niet nodig zolang er niet meer wordt betaald dan 4,50 euro per uur, respectievelijk 2,50 euro per uur en niet meer dan 150 euro per maand, respectievelijk 1500 euro per jaar.
In die situaties zal de Belastingdienst ook geen administratie van gemaakte kosten zoals declaraties en bonnetjes opvragen. Voor hogere kostenvergoedingen kan wel worden gevraagd deze te verantwoorden. Bij hogere vergoedingen is weliswaar de vrijwilligersregeling niet van toepassing, maar zijn deze vergoedingen voor de werkelijk gemaakte kosten niet belast. De vrijwilliger moet dan wel zijn bonnetjes inleveren en de organisatie moet deze bewijsstukken zeven jaar bewaren.
Maar let op. Bij het betalen van een uurvergoeding zou de fiscus kunnen twijfelen aan de hoogte van de uurvergoeding en inzage in een urenadministratie kunnen vragen. Staatssecretaris De Jager ziet dit niet als een aanvullende administratieve last, omdat de organisatie er zelf voor heeft gekozen een vergoeding te betalen op basis van het gewerkte aantal uren en ervan uit wordt gegaan dat deze uren worden geregistreerd.
In de meeste gevallen zal de vrijwilliger geen vergoeding per gewerkt uur ontvangen. Als de organisatie al iets betaalt, dan doet men dat voor de inzet van de vrijwilliger als zodanig en niet voor het aantal gewerkte uren. Het is namelijk de bedoeling om de kosten van de vrijwilliger te vergoeden, met misschien een kleine vergoeding voor de inzet. Kenmerkend voor vrijwilligerswerk is dat het geld niet in verhouding staat tot de omvang en het tijdsbeslag van de verrichte werkzaamheden.
Waardering
Staatssecretaris De Jager stelt terecht dat beloning voor vrijwilligerswerk niet uit geld hoeft te bestaan, maar uit voldoening, waardering en het opdoen van ervaring. De RMU meent dat niet alleen betaalde arbeid moet worden gewaardeerd. Ook onbetaalde arbeid heeft nadrukkelijk een dienend karakter. Daarmee wordt een betekenisvolle invulling gegeven aan een Bijbelse opdracht. De nadruk in het huidige maatschappelijke leven op betaalde arbeid dient te worden gerelativeerd. Onbetaalde arbeid in zowel het gezin als vrijwilligerswerk naast betaald werk of na pensionering of vervroegde uittreding is een waardevolle invulling van de christelijke roeping.
De auteur is werkzaam bij de RMU als coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid. Reageren aan scribent? socialezaken@refdag.nl.