Poort en weg
De wijde poort en de brede weg zijn de poort en de weg van de natuur en het vlees. Dat moet zo worden verstaan, dat die de mens van nature eigen zijn en hij ze vleselijk wil en verkiest. Het is het koesteren van een eigen gerechtigheid en het liefhebben van de wereld. De mens gaat dan in de verbeelding van eigen waardigheid gerust verder, terwijl hij de wereld blijft bezitten en genieten en daarin zijn begeerlijkheden zoekt te voldoen.Dat zijn de poort en de weg, die door de mens gewild en verkoren worden. Ze zijn wijd en breed en stemmen overeen met het vlees. Tegen die poort en weg stelt Jezus een andere poort en weg, die tot het leven leidt. Daarin en daarop bedenkt en betracht men niet meer de dingen die men ziet, maar de dingen die men niet ziet. Zo wijd en breed de poort is die met het vlees overeenstemt, zo eng en nauw is de poort die tegen de vleselijke gezindheid is.
Daarom wordt hij door zo weinigen gevonden. Van nature kan deze poort en weg niet eens gekend worden, noch minder worden verkoren. Men moet uit die wijde poort getrokken worden om zichzelf en al het eigene kwijt te raken.
Wil men weten waar deze jongeling het meest bij blijft staan? Het is bij de liefde tot zichzelf en tot de wereld. Die houden hem terug. Zo zien wij dit bij deze jongeling. Hij steunde op zijn eigen gerechtigheid en op zijn rijkdom, want hij had vele goederen.
Franco de Bruin, predikant te Amsterdam (Leer uit Jezus’ mond, 1764)