Kerkelijke pers: Terdege / Voetius / Idea
In Cambodja geeft professor Phan, een boeddhist, leiding aan de hulpverleningsorganisatie Spie-en, waar ook de Hardenbergse kinderarts Diny van Bruggen nauw bij betrokken is geweest. In het familieblad Terdege is een interview met de -ernstig zieke- Van Bruggen opgenomen.
„Voor een boeddhist is het leven een lijden dat hij zelf moet zien te overwinnen. Voor een christen is het leven een lijden dat door God is opgelost, door de zending van Zijn Zoon als Verlosser.”Daarvan heeft u Phan niet kunnen overtuigen.
„Dat maakt me heel verdrietig. In elk bezoek was er wel een moment dat ik tegen hem zei: „Phan, jij redt half Cambodja, maar je eigen ziel gaat verloren, dat snijdt me door het hart.” Dan zei hij: „Diny, ik lees graag in de Bijbel en ik vind Jezus een groot persoon, maar ik kan niet aanvaarden dat ik zelf niets aan het heil kan doen. Dat maakt luie mensen.” Het argument dat de eeuwen door tegen het christendom is ingebracht.”
Vandaag groeit ook in gereformeerde kringen de overtuiging dat weldoeners als Phan toch wel zullen delen in het heil.
„Dat is een misvatting. Het begin van de Engelse ”Shorter Catechism” heeft me altijd heel erg aangesproken. „What is the chief end of man? To glorify God, and to enjoy Him for ever.” Het dienstbetoon van een boeddhist mist beide aspecten. Hij is niet gericht op de eer van God en kent niet de vreugde in God. Een vreugde waarvan ik nu al mag genieten. Het eeuwige leven begint niet na de dood, maar op het moment dat je een kind van God wordt. Bij mijn geboorte heeft Christus al tegen me gezegd: „Je mag Mijn kind zijn.””
U weet niet van een tijd dat u Jezus niet liefhad?
„Niet in de zin dat Hij míj niet liefhad. Van mijn kant is er meer dan eens de twijfel geweest. „Is het niet iets dat ik van mijn ouders heb overgenomen?” „Jij bent christen omdat je in christelijk Nederland bent geboren”, zeggen de Cambodjanen. Dat drong me ertoe mezelf oprecht te onderzoeken. De wereldreligies heb ik heel intensief bestudeerd, maar ik kwam altijd weer bij Christus uit. Dat is alleen te danken aan de Geest Die al in je hart woont. Christus is de enige Weg, de Verlosser voor de hele wereld. Niet alleen voor de mensen van de dollargodsdienst in het Westen, dat je niet meer christelijk kunt noemen.”
Voetius
Een liedjeszanger? Daarover gaat het in ”Jouw stukje” in het hervormd kerkblad Voetius, naar aanleiding van Ezechiel 33:32.
„De Israëlieten kregen genoeg waarschuwingen te horen van de profeet Ezechiël en andere profeten. Maar ze wilden er niet naar luisteren. De Heere zegt nu tegen Ezechiël dat het volk naar hem komt luisteren alsof hij een liedjeszanger is, die een liefdeslied zingt. Ze nemen zijn boodschap die hij rechtstreeks van de Heere krijgt, niet ernstig. Daarom horen ze zijn woorden wel, maar ze doen niet wat hij zegt. Vreselijk is dat voor de profeet geweest! Hij werd niet ernstig genomen! Och, voor hemzelf was dat nog zo erg niet, maar voor de Heere wel. Gods woorden werden bespot! Stel je voor dat een dominee dit nu ook zo voelt, dat de kerkgangers ook zijn boodschap niet ernstig nemen. Wat zal die knecht van God zich diep ongelukkig voelen! Als een liedjeszanger…”
Idea
Heeft de zonde niet tot gevolg dat het beeld van God volledig is uitgewist? „Dat kun je niet zeggen”, stelt dr. Benno van den Toren, docent dogmatiek aan Wycliff Hall in Oxford, in Idea (gemeenteopbouwblad van de Evangelische Alliantie).
„De vraag klinkt wel eens of we van de in zonde gevallen mens nog wel kunnen zeggen dat hij beeld van God is. Heeft de zonde niet tot gevolg dat het beeld van God volledig is uitgewist?
Dat kun je niet zeggen. Ook als je om je heen kijkt, kun je nog steeds zien dat de mens een bijzondere plaats in de wereld heeft. Dat komt echter niet omdat er een deel van het beeld van God intact gebleven is. Het beeld-van-God-zijn is onze grootheid, maar tegelijkertijd ook onze last. Je kunt nog steeds zien dat we geschapen zijn om in relatie tot onze medemensen te leven, maar door de zonde is het een constante strijd om gezonde relaties en gemeenschappen te vormen. We hebben anderen nodig, maar onze relaties verworden voortdurend door manipulatie, door onze behoeften anderen voor ons karretje te spannen, of juist door een ongezonde afhankelijkheid van anderen. Dat zien we in de politiek en op de werkvloer, maar ook in de meest intieme relaties in vriendschappen en gezinnen.
Je kunt nog steeds zien dat de mens anders dan de andere diersoorten de mogelijkheid heeft om de aarde te ontwikkelen, maar de onvoorstelbare ontwikkeling van de afgelopen eeuwen gaat samen met een eveneens ongeëvenaarde uitbuiting van de aarde. We zijn ons steeds meer bewust dat we op de rand van de afgrond leven.
Als we niet van God Zelf gehoord zouden hebben dat we geschapen zijn om in een liefdesrelatie met Hem te leven, zouden we daar nooit op gekomen zijn. Maar we zien wel om ons heen dat veel mensen voortgedreven worden door een onverzadigbare leegte die niets in deze schepping lijkt te kunnen vullen.
We kunnen dus niet zeggen dat de gevallen mens niet meer het beeld van God zou zijn. Toch lijkt het evenzeer onmogelijk een terrein in het menselijk leven aan te wijzen waar een aspect van het beeld van God intact aanwezig zou zijn. Omdat de zonde zich genesteld heeft in ons hart, in het centrum van ons bestaan, raakt het alle aspecten van ons bestaan.
Het lijkt juister om te zeggen dat we nog steeds geschapen zijn naar het beeld van God, maar dat het beeld van God verdraaid is en zich tegen zichzelf gekeerd heeft. Gods onderkoning wordt een opstandeling en een paljas. De medemenselijkheid wordt onze zwakke plek. De enige wereldling die de eeuwige God mag kennen, wordt onverzadigbaar voortgejaagd. Zonde!”