Columns op de korrel
Christenen die voor onverbeterlijke leugenaars worden uitgemaakt. Joden die de gaskamers wordt toegewenst. De afgelopen tijd bleek weer dat columnisten hun pen diep in het gif kunnen dopen. Hoe ver mogen ze gaan?
„Het is niet alleen belediging van de Heere God, maar ook van een groep christenen.” Met die woorden reageerde S. J. van Leeuwen, jeugdwerkadviseur van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten, vorige week op de omstreden column van Nico Dijkshoorn op nu.nl.Daarin neemt de stukjesschrijver christenen op de hak, voortkomend uit zijn ergernis over het feit dat sommige gemeenten van christelijke signatuur dodenherdenking niet op zondag 4 mei, maar een dag eerder houden.
Van Leeuwen deed aangifte van onder meer belediging van een bevolkingsgroep. Ook het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI) trok bij de politie aan de bel vanwege het stuk van Dijkshoorn. Het meldpunt valt met name over de passage waarin christenen worden afgeschilderd als leugenaars. De columnist stelt: „Dat is bij christenen altijd feest. Het woord liegen staat zwart geroosterd door satan zelf in hun voorhoofd gebrand als ze vrome verklaringen afleggen.”
Ramen
Gaat Dijkshoorn in juridische zin over de schreef? Bestaat de kans dat de rechter de columnist van nu.nl veroordeelt?
Mr. dr. Aernout Nieuwenhuis, staatsrechtgeleerde aan de Universiteit van Amsterdam en specialist op het terrein van de vrijheid van meningsuiting, acht de kans daarop niet groot. „Rechters staan columnisten veel vrijheid toe. De jurisprudentie leert dat opmerkingen in columns die op zichzelf beledigend zijn toch meestal niet worden bestraft. De vrijheid van meningsuiting weegt zwaar. In columns en in cabaretprogramma’s worden voortdurend mensen gekwetst. Maar rechters vinden doorgaans dat mensen kwetsende uitlatingen met een korreltje zout moeten nemen.”
Er zijn geen voorbeelden in de jurisprudentie te vinden van een veroordeling wegens belediging van christenen op grond van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht, betoogt Nieuwenhuis. „Als Dijkshoorn zegt dat vrome christenen huichelaars zijn, zal hij daarvoor niet snel worden veroordeeld. Dat de columnist van Nu.nl de satan erbij betrekt, maakt de zaak voor een rechter alleen maar moeilijker te vatten.”
Toch kan de rechter wel degelijk grenzen stellen aan columnisten, benadrukt Nieuwenhuis. Dat geldt bijvoorbeeld als een columnist zijn pijlen richt op één persoon. „Zo veroordeelde de rechter een jaar geleden iemand die in een gemeenteblad de lezers had opgeroepen de ramen bij een wethouder in te gooien. De schrijver leverde er ook het adres van de wethouder bij. Hoewel de columnist zei dat zijn opmerkingen grappig waren bedoeld, ging de rechter daar niet in mee. De columnist is veroordeeld voor het aanzetten tot opruiing.”
Pijn
De Utrechtse rechtsgeleerde dr. Matthijs de Blois denkt dat het wel degelijk tot een veroordeling kan komen van Nico Dijkshoorn voor zijn column op Nu.nl. „Hoewel een columnist zeker een grote mate van vrijheid heeft en mag overdrijven, is de vrijheid van meningsuiting bepaald geen onbeperkt recht. Zo benadrukt artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens dat de goede naam van anderen bescherming verdient.”
De Blois acht het goed mogelijk dat rechters zich in het huidige tijdsgewricht meer gelegen laten liggen aan „gevoeligheden” bij allerlei bevolkingsgroepen, waardoor het nodig is al te scherpe uitlatingen in columns een halt toe te roepen. „De wal zou het schip kunnen keren. Recht is niet statisch. De samenleving wordt pluralistischer. Dat betekent dat meer minderheden moeten worden beschermd. In een tijd waarin Wilders harde woorden spreekt over moslims kan de rechter een grotere waarde hechten aan zorgvuldigheid in publieke uitingen.”
Zelf is de Blois, orthodox christen, geraakt door de uitlatingen van Dijkshoorn. „Zijn opmerkingen doen me in zekere zin pijn. Wel krijg je een soort eelt op je ziel. Er zijn zo veel schrijvers in kranten die verschrikkelijke dingen zeggen. Columnisten zoeken de grenzen op. Het lijkt wel of ze denken: Hoe kan ik het nog afstotelijker opschrijven?”
Holocaust
Niet alleen de column van Dijkshoorn is op de korrel genomen, ook over een stukje van Arnold Scheepmaker is het laatste woord nog niet gezegd.
In Havana, huisblad van de Hogeschool van Amsterdam, haalde de columnist in 2006 uit naar Joden. „Sinds de nazitijd is het niet echt cool om negatieve dingen te zeggen over Joden, maar soms snap ik best hoe het in 1937 allemaal zo ver heeft kunnen komen”, schreef Scheepmaker. Hij zei zich te hebben geërgerd aan onbeschofte Israëlische toeristen. „Hadden ze mij zo benaderd en was ik in het bezit geweest van explosieven, dan had je hun ledematen verspreid tussen Sjarm el Sheikh en Dahab terug kunnen vinden”, noteerde de columnist.
In een rechtszaak bij de Amsterdamse politierechter rept de officier van justitie enkele weken geleden van „onverdund antisemitisme.” De aanklager eiste een boete van 800 euro. De politierechter vond de kwestie te complex en schoof de zaak door naar de meervoudige strafkamer, waar drie rechters zich over de zaak zullen buigen.
Rechtsgeleerde Nieuwenhuis acht in dit geval een veroordeling „niet onmogelijk.” „In het verleden kwam het diverse malen tot een veroordeling wegens het opzettelijk beledigen of het aanzetten tot haat jegens Joden. Als een belediging van Joden is gekoppeld aan een verwijzing naar de Holocaust, vinden rechters dat meer dan eens onacceptabel, omdat daarmee wordt aangezet tot haat of geweld. Ook al omdat er sprake is van belediging op grond van ras.”
Anders dan in het geval van christenen, beschouwen rechters Joden bij uitstek als een minderheidsgroep die bescherming verdient, tekent Nieuwenhuis aan. Van belang daarbij is in hoeverre bepaalde uitlatingen door de verguisde groepering als bedreigend kunnen worden ervaren. „Christenen zullen zich over het algemeen niet echt bedreigd voelen als ze in een column ernstig worden beledigd. Dat ligt anders bij Joden. Als bijvoorbeeld columnisten met hun beledigende schrijven het antisemitische stimuleren, ziet de rechter meer reden tot ingrijpen.”
Debat
De Blois acht een veroordeling van Scheepmaker mogelijk. „Het zou me niet verbazen als hij wordt veroordeeld vanwege het aanzetten tot haat jegens een bevolkingsgroep. Hij schrijft dat hij Joden met explosieven wil opblazen. Dat is nogal wat.”
Het argument van Scheepmaker dat hij wilde bijdragen aan het maatschappelijk debat en daarom vrijuit moet gaan, kan De Blois niet overtuigen. „De columnist schrijft dat zijn stukje voortkomt uit een persoonlijke frustratie, opgedaan in Egypte. Ik zie niet wat dat te maken heeft met een maatschappelijk debat. Ik denk eerder dat hij met dergelijke opmerkingen zijn positie zwakker maakt.”