Calvinist zijn was voor vorsten vroeger ‘hip’
Een congres met 24 sprekers en 180 deelnemers vraagt niet alleen om een goede organisatie, maar ook om referaten die de hoorders bij de les houden. Prof. F. W. Graf uit München hoort bij de sprekers die dat kunnen en had al enige verwachting gewekt door een artikel in de bekendste Duitse krant, de Frankfurter Allgemeine Zeitung, waarin hij als theoloog het vuur opende op een deel van zijn collega’s.
Zijn verwijt in dat artikel was dat er veel theologisch onderzoek werd gedaan dat nergens over ging en waar niemand iets aan had. Van zijn eigen bijdrage aan deze wetenschap gold dat natuurlijk niet en zo konden de Berlijngangers gisteren luisteren naar een interessante bijdrage, uitlopend op een analyse van de relevantie van het calvinisme voor vandaag. Graf wist in een enthousiast betoog predestinatie en heilsactivisme, evangelische Ghanezen en calvinistische boeddhisten, rechristianisering en bedrijfsmanagement en nog veel meer met elkaar te verbinden.Volgens hem is het calvinisme als levenshouding -dus niet als geloofsinhoud- overal terug te vinden, want het verschaft mensen die hard werken en netjes leven, mannen die zich gedragen, vrouwen die trouw hun thuiswerk doen en kinderen die niet al te ongehoorzaam zijn. En Graf bleef enthousiast, ook nadat in de discussie enkele geleerden stelden dat het allemaal mooi klonk maar dat helaas de historische feiten wat anders vertelden.
Aantrekkelijk
Graf sprak over vandaag, maar het congres gaat over vroeger. Steeds weer kwam dus de vraag op wat het calvinisme destijds zo aantrekkelijk maakte. Prof. E. Wolgast (Heidelberg) beantwoordde die vraag vanuit de politiek en constateerde dat het calvijnse denken de overheid een zelfstandige plaats gaf ten opzichte van de kerk en dat het calvinisme als internationale beweging op velerlei gebied veel meer mogelijkheden bood dan het lutheranisme. Vorsten hadden tevens de mogelijkheid zich te onderscheiden van lutherse concurrenten, en zich bij problemen sterk te maken met behulp van hun buitenlandse verbindingen. Kortom, calvinist zijn was ’hip’.
Wolgast noemde ook de Dordtse synode als uiting van internationale verbindingen die het calvinisme opleverde. Prof. J. S. Pollmann, hoogleraar te Leiden, benaderde deze vraag vanuit de gewone mensen en wees nog eens op de velen die wel de diensten bezochten maar toch geen lid van de kerk werden. Als voorbeeld wees zij op Beverwijk, waar 180 mensen lid waren, maar waar de diensten door drie keer zo veel mensen werden bezocht. Men wilde zich om verschillende redenen niet aan een kerk binden, ook al niet omdat lidmaatschap tucht inhield, en daar zat niet iedereen op te wachten. Opvallend noemde Pollmann het grote aantal alleenstaande vrouwen dat lid was, volgens haar omdat dezen zo konden bewijzen een zuivere levenswandel te hebben, aangezien dit vier keer per jaar op het huisbezoek werd gecontroleerd.
Tucht
Als bijzonder kenmerk van het calvinisme werd in nagenoeg elke lezing op de tucht gewezen. Calvijns visie dat wie gerechtvaardigd is, ook geheiligd wordt, maar dat dit wel gestimuleerd en gecontroleerd moet worden, bracht een nieuwe levensstijl in Europa. Prof. Schmidt uit Bern legde de aanwezigen uit hoe kerkelijke tucht en kerkelijke orde nu eigenlijk in elkaar zaten en dat bleek, gezien de reacties, niet overbodig te zijn. De overheid was trouwens ook vanwege de handhaving van de tucht blij met het calvinisme, want het hielp de disciplinering van de onderdanen. Dat Calvijns bedoeling niet was normen en waarden op zich te handhaven, maar mensen goed voor God te laten leven, werd in de lezing wel genoemd, maar er werd bij gezegd dat dit ook toen meer theorie dan praktijk was.
Toch blijkt ook bij dit congres hoeveel stereotypen van Calvijn, het calvinisme en gereformeerden bestaan. Als ze niet werken -en dat doen ze eigenlijk dag en nacht- zijn ze bezig met beelden bestormen dan wel verminken, omdat ze verder eigenlijk ook helemaal niks mogen van hun geloof. Dat er calvinisten zijn die, hoewel heel laat, maar toch na werktijd en toch ruim voor zonsopgang, ook van het goede der aarde kunnen genieten, was voor sommige lutherse tafelgenoten een openbaring waar geen wetenschappelijk onderzoek tegenop kan.