Men kan zich ook al te zondig en al te vuil aanmerken om door een heilige Jezus ontvangen te worden. Men begrijpt dan niet dat Hij zondaren als de voornaamste zondaren tot bekering roept en dat hoe meer men zich als goddeloos zondaar beschouwt en gevoelt, hoe meer men een gepast voorwerp is om tot Jezus te komen. Hij is immers niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaren tot bekering.Zie, zo veel, en nog veel meer schadelijke wegen kunnen er zijn, zelfs bij een waar kind van God. Die wegen kunnen met de genade samengaan, maar moeten wel onderkend worden. Zij zijn schadelijk voor een gelovige en soms ook schadelijk voor andere vromen. Zolang de schadelijke wegen God kinderen niet onder het oog gebracht en gevoelig op het hart gedrukt worden, zo lang blijven ze er ellendig in omdolen. Er is dan weinig hoop om eruit gered te worden.

Joachimus Mobachius, predikant te Den Bosch (”De staat van een uitverkorene”, 1744)