Kindsoldaten Uganda zijn twee keer slachtoffer
Vandaag: Beatrice, ex-kindsoldaat.
Beatrice is een van de vele tieners en jonge twintigers in het noorden van Uganda die nog dagelijks lijden onder geestelijke en lichamelijke wonden die het gevolg zijn van een jarenlange ontvoering door de rebellen.Ze heeft nog maar één oog, het andere werd door een granaatscherf getroffen. In haar nek zit nog steeds een scherf die pijn doet en die haar dagelijks herinnert aan een nachtmerrie die zes jaar duurde.
In 1997 loopt Beatrice van school naar huis. Ze zit in de derde klas van de basisschool. Dorpelingen waarschuwen het groepje kinderen dat er rebellen in de buurt zijn, maar de kinderen begrijpen niet goed wat er aan de hand is. „Plotseling kwamen de rebellen. Ze joegen de kinderen naar een groepje hutten langs de weg. Daar scheidden ze de grote meisjes en jongens van de heel kleine kinderen. Ik werd ook apart gezet en moest met hen mee. De andere kinderen mochten naar huis. We werden aan elkaar gebonden met een touw om ons middel. We moesten in een lange, rechte lijn lopen en zware spullen dragen. We liepen op blote voeten.”
De rebellen trokken rond in grotere en kleinere groepen. Door zich voortdurend te verplaatsen, ontliepen ze het Ugandese regeringsleger. Bovendien voerden de rebellen op die manier een schrikbewind in grote delen van het noorden van Uganda en het zuiden van buurland Sudan. Ze legden grote afstanden af en konden dus altijd en overal opduiken.
Beatrice kreeg nooit een eigen geweer. Ze heeft ook nooit deelgenomen aan de echte gevechten tegen het regeringsleger van Uganda. De voornaamste taak van Beatrice bestond niet uit vechten. Ze moest eten koken en voor haar man zorgen. „Als je ontvoerd wordt, geven ze je onmiddellijk aan een van de commandanten. Daar kun je je niet tegen verzetten. Je krijgt gewoon te horen: Jij gaat naar hem toe. Hij is vanaf nu je man.”
Beatrice werd als vrouw toegewezen aan een majoor. „Hij had veel vrouwen. Van de oudere vrouwen leerde ik hoe ik me moest gedragen. Natuurlijk krijg je vanaf het begin allerlei klusjes te doen, zoals eten voor hem klaarmaken en zijn spullen dragen tijdens de voortdurende, lange voettochten.”
De rebellen hebben enkele regels waaraan ze zich houden bij de behandeling van meisjes. Als een meisje is toegewezen als vrouw van een commandant, mag niemand anders haar seksueel gebruiken. Een commandant mag pas gemeenschap hebben met zijn vrouwen nadat ze voor het eerst ongesteld zijn geworden. Op haar dertiende werd Beatrice ongesteld.
„In de jungle is geen privacy. Menstruerende vrouwen en meisjes werden in een aparte groep gezet. Ze mochten in die dagen niet meehelpen met het bereiden van voedsel. Een jaar later kreeg ik mijn zoon. Hij werd geboren in het bos. Vier jaar later stierf hij aan een ziekte. Ik kreeg later nog een miskraam.”
Beatrice moest soms meehelpen tijdens gevechten. De echte strijd werd gevoerd door de zwaarbewapende soldaten. „Als zij klaar waren, moesten wij komen om de gestolen spullen te dragen en om voor ontvoerde mensen te zorgen. Er waren twee soorten aanvallen. Als we tegen soldaten van het regeringsleger vochten, doodden de strijders zo veel mogelijk soldaten. Als we tegen burgers vochten, schoten ze eerst in de lucht om hen te waarschuwen. Dan gingen we alleen voedsel stelen en soms mensen ontvoeren.”
Bij gevechten tegen burgers ging er altijd eerst een verkenningsgroep vooruit om te kijken waar mensen woonden die tegenstanders waren van de rebellen. Zij werden gevangengenomen. Vaak werden ze met messen of op nog brutere wijze vermoord. Soms werden deze ’verraders’ alleen maar toegetakeld. Enkele lichaamsdelen werden afgesneden, zodat zij voor de rest van hun leven een wandelende waarschuwing waren: wie tegen de rebellen is, wordt gestraft.
Tijdens een van de aanvallen van het regeringsleger tegen de groep rebellen waar Beatrice bij was ingedeeld, werd zij getroffen door granaatscherven van een raket die door een gevechtshelikopter op de groep was afgeschoten. Zwaargewond lieten rebellen haar achter in een hutje van burgers langs de weg. Toen die ’s avonds terugkeerden van het werk op het land, troffen ze het zwaargewonde meisje aan. Ze luisterden naar haar verhaal en brachten haar naar een ziekenhuisje.
Uiteindelijk kwam Beatrice in een opvangcentrum terecht voor kinderen die door de rebellen zijn ontvoerd en die zijn vrijgekomen. Daar werd ze voorbereid op haar terugkeer in de maatschappij. Toen bleek dat slachtoffers van de rebellen twee keer slachtoffer zijn. Eerst doorleven zij de nachtmerrie van het rebellenleven. Daarna krijgen zij van de Ugandese maatschappij een etiket opgeplakt.
„Ze zeggen dat wij, de ontvoerde kinderen, moordenaars zijn. Dat we niet terug hadden mogen komen. Ze zeggen: Het is jullie schuld dat wij in vluchtelingenkampen leven. Ik denk dat de mensen niet zullen stoppen met het zeggen van die dingen tegen ons, ook niet als er ooit vrede wordt getekend. Het zit nu eenmaal in hun hoofden.”
„Ik ben bang dat er in de toekomst wraak wordt genomen op ons, de voormalige kindsoldaten. Vooral op plaatsen waar gruwelijke massaslachtingen hebben plaatsgevonden. Mensen zijn bang dat ze worden gearresteerd als ze wraak nemen, anders hadden ze dat allang gedaan.”
Beatrice moet het de rest van haar leven doen zonder linkeroog. In haar nek zit nog steeds een granaatscherf, omdat de operatie om die te verwijderen te duur is voor haar straatarme familie. Behalve de dagelijkse lichamelijke pijn die zij heeft, lijdt Beatrice ook andere pijnen.
„Bijna elke nacht droom ik over die ene jongen. Hij had van de rebellen zo’n groot geweer gekregen. Hij probeerde te ontsnappen, maar werd gepakt. Toen hij terug was in ons kamp, moest iedereen komen kijken. Hij werd voor onze ogen met lange landbouwmessen in stukken gehakt.”
„Ik heb veel gezien in de jaren dat ik bij de rebellen was. Veel ben ik vergeten, maar de dood van die jongen zal ik de rest van mijn leven voor ogen zien.”