Topvlieger stijgt tot grote hoogte
Hij leidde de afgelopen jaren een reorganiserende krijgsmacht die kampt met geld- en personeelstekort en die een moeilijke missie in Afghanistan vervult. Dat alles moet welhaast een loodzware wissel hebben getrokken op generaal Dick Lodewijk Berlijn (58). Uiterlijk is het hem echter nauwelijks aan te zien; hoogstens is zijn haar grijzer geworden. Portret van de man die donderdag afscheid neemt als commandant der strijdkrachten.
Een open blik, onberispelijke kleding, gepoetste schoenen, glad geschoren, zijn kapsel strak in model. Op het uiterlijk van de hoogste baas van de Nederlandse krijgsmacht -gehuwd, twee kinderen- valt in elk geval niets aan te merken. Berlijn staat min of meer model voor de wijze waarop de ideale Nederlandse militair eruit zou moet zien.De generaal liet zich daarover in een interview met deze krant in 2001 -hij kreeg toen het bevel over de luchtmacht- als volgt uit: „Ik wil dat we als luchtmacht niet alleen strak en goed georganiseerd zijn maar er ook zo uitzien.”
Niet alleen zijn uiterlijk stuwde Berlijn naar de hoogste militaire rang, meent Mat Herben, voorvechter van het nieuwe gevechtsvliegtuig JSF, oud-Defensieambtenaar en voormalig LPF-Kamerlid. „In de omgang is Berlijn correct, niet uit de hoogte, en hij kan heel goed luisteren”, verzekert Herben, die Berlijn al ruim twintig jaar kent. „Tegelijkertijd weet hij heel goed wat hij wil. Hij heeft de juiste mix van vakmanschap, intellect en diplomatieke eigenschappen. Voor velen, ook voor mij, was het al snel helder dat hij ver zou komen.”
Maarten van Eeghen (62), oud-jachtvlieger en oud-topambtenaar op het ministerie van Verkeer en Waterstaat, looft Berlijns persoonlijkheid. „Hij luistert goed naar mensen en brengt ze bij elkaar. Berlijn is iemand voor wie je graag werkt. Hij zal nooit iemand in de rug aanvallen. Bovendien is hij een invoelend mens. Voor iemand op zijn positie is dat vrij bijzonder, want lang niet alle generaals zijn dat. Hij is de ideale man om de brug te slaan tussen de militaire, de politieke en de menselijke krachtenvelden rond de missie in Afghanistan.”
Quicky
De belangstelling voor het vliegen wordt Berlijn met de paplepel ingegoten. Zijn vader is vlieger bij de luchtmacht. Dick en zijn broer Peter Berlijn melden zich op een mooie dag op Soesterberg aan bij de Amsterdamsche Club voor Zweefvliegen voor de zogeheten scholierencursus. Daarmee begint de vliegersloopbaan van de twee jongens, die het uiteindelijk allebei schoppen tot luchtmachtgeneraal.
Na zijn studie aan de Koninklijke Militaire Academie wordt Berlijn opgeleid tot vlieger voor de NF-5, later de F-104 Starfighter en vanaf begin jaren tachtig de F-16.
Berlijn is op 11 juni 1977 een van de zes Starfighterpiloten die vlak over de door Molukkers gekaapte trein bij De Punt vliegen. De manoeuvre van de gevechtstoestellen moet de kapers de nodige angst aanjagen.
De carrière van Berlijn neemt daarna een hoge vlucht. De komst van de F-16 medio jaren tachtig bij de Koninklijke Luchtmacht vormt voor hem geen barrière. Sterker nog, hij groeit uit tot instructeur die aankomende piloten inwijdt in de geheimen van het voor die tijd ultramoderne toestel. Generaal-majoor b.d. Berry Macco, voormalig commandant van de Tactische Luchtmacht, weet nog als de dag van gisteren dat Berlijn als instructeur bij hem in de cockpit zat. „Het viel me toen al op dat hij erg serieus en doelgericht was. Voor zichzelf was hij veeleisend, hij had overzicht over het geheel en hij had hoge ambities.”
Eind jaren tachtig wordt Macco chef-vliegdienst op Vliegbasis Leeuwarden, Berlijn is vluchtcommandant. „Hij had bovengemiddelde leiderschapskwaliteiten”, aldus de oud-collega van Berlijn. „Bovendien beschikte hij over gedegen kennis en was hij een uitmuntende vlieger. Niet voor niets kreeg hij al snel de bijnaam ”Quicky” (Snelle), vanwege zijn reactievermogen in de lucht.”
Ook figuurlijk gezien is Berlijn een Quicky. Dat blijkt volgens Macco uit het feit dat zijn oud-collega-vlieger al naar Den Haag werd gehaald voordat hij commandant van de vliegbasis was geweest. „Bij de luchtmacht is dat een ongebruikelijke volgorde. Berlijn sloeg als het ware een klas over.”
Wim Sneek, oud-commandant van de Vliegbasis Leeuwarden en een van de eerste F-16-vliegers van de luchtmacht, kent Berlijn nog van de militaire academie. „Vanaf 1979 zat ik met hem op de Vliegbasis Leeuwarden. Hij viel op door zijn optreden en uitstraling. Hij was een plezierige man om mee om te gaan door zijn quasiserieuze houding en onderkoelde humor. Tactisch en technisch was Berlijn erg goed.”
Steeds was hij volgens Sneek bezig de dingen nog beter te doen. Berlijn ging daarbij soms rigoureus te werk. „Hij presteerde het een keer om overbodige stukken van zijn vliegershelm af te zagen, zodat die hem in de cockpit van de nieuwe F-16 niet zouden verhinderen om rond te kijken.”
Villafranca
Berlijns grote doorbraak komt in 1993, wanneer hij op de Italiaanse basis Villafranca het eerste Nederlandse F-16-detachement leidt dat toezicht houdt op het vliegverbod boven Bosnië. Sneek: „Hij stampte een compleet Nederlands dorp uit de grond. Er moesten F-16’s naartoe en 300 man personeel. Zeker de helft van hen was nog nooit van huis geweest. Een loodzware klus voor hem om daar een eenheid van te smeden.”
Met zijn optreden speelt Berlijn zich op het ministerie in de kijker. Hij wordt na zijn succesvolle operatie in Italië in 1994 naar Den Haag gehaald, waar hij diverse staffuncties vervult. In 2001 wordt hij de militaire baas van de Koninklijke Luchtmacht. Krap drie jaar later volgt zijn benoeming tot chef-defensiestaf, vanaf 2005 commandant der luchtstrijdkrachten geheten.
Berlijn krijgt de eenhoofdige leiding over luchtmacht, landmacht, marine en marechaussee. Hij moet de vier krijgsmachtdelen zo ver zien te krijgen dat ze in staat zijn als eenheid te opereren bij internationale militaire missies zoals die in Uruzgan. Een bijna onmogelijke opdracht, omdat de vier elkaar tot dan toe fel beconcurreren en elkaar het licht in de ogen soms niet gunnen.
Heeft de commandant der strijdkrachten zijn opdracht naar behoren vervuld? „Zonder meer”, zegt kolonel A. Vermeij, waarnemend souschef internationale militaire samenwerking en adviseur van generaal Berlijn. Twee keer per week vinden de twee elkaar aan de overlegtafel. „Hij is er uiteindelijk in geslaagd chemie te creëren tussen luchtmacht, landmacht, marine en marechaussee. Hij is de leider bij alle operaties van de krijgsmacht en ook nog eens planner. Een vreselijk zware baan.”
Dweilen
De bewondering van Vermeij voor Berlijn wil niet zeggen dat de twee nooit eens een verschil van mening hadden. In september 2006 schoot een uit zijn verband gerukte uitspraak van de kolonel -toen de hoogste Nederlandse officier in Zuid-Afghanistan- bij Berlijn in het verkeerde keelgat.
„Ik zou volgens De Telegraaf gezegd hebben dat de missie in Uruzgan „dweilen met de kraan open” is. Het dagblad had die uitspraak in de Defensiekrant uit zijn verband gerukt”, aldus Vermeij. „Ik bedoelde uiteraard dat moeilijk was om de circa duizend opbouwprojecten die toen liepen tot een goed einde te brengen als niet ook het grensgebied met Pakistan en de trainingskampen in dat land zouden worden aangepakt. Daarin is nu gelukkig verandering gekomen. Achteraf was Berlijn dat met me eens. Hij was echter niet gelukkig met de manier waarop dat naar buiten was gebracht.”
De man die woensdag afscheid neemt als commandant der strijdkrachten is ondanks zijn succesvolle militaire loopbaan wars van hoogmoed. Tekenend in dit verband is een opmerking die hij in 2001 tegenover deze krant maakte: „Het gaat in het leven niet alleen maar om strepen en geld. Ik hoop dat mensen later aan mij terugdenken als een goede bevelhebber.”