„PKN moet inzetten op de gemeente”
In zijn werk als scriba van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) zal dr. A. J. Plaisier (51) inzetten op de plaatselijke gemeente. „Hoe kunnen en mogen wij in de gemeente het Evangelie horen, met elkaar beleven en uitdragen? Daar gaat het om, daar geloof ik in, daar is de kerk. En de scriba is daaraan dienstbaar, en aan niets anders.”
De generale synode van de Protestantse Kerk heeft gisteren dr. Arjan Plaisier, predikant van de hervormde wijkgemeente De Brug in Amersfoort, gekozen als opvolger van dr. B. Plaisier. „Ja, die namen, dat geeft misschien wat verwarring. Toen ik in Indonesië werkte, hadden we dat ook. Daar werd het zo opgelost dat Bas Plaisier de bijnaam kreeg ”van vroeger” en ik ”de huidige”. Dat lijkt me een betere oplossing dan gaan praten over Plaisier I en Plaisier II.”Arjan Plaisier, gehuwd en vader van vijf kinderen, is geen familie van Bas Plaisier. Hoewel hij met veel waardering over zijn voorganger spreekt, lijken hun karakters niet erg op elkaar. Toch zijn er veel overeenkomsten. Beiden zijn afkomstig uit de Gereformeerde Bond, beiden waren namens de GZB zendingspredikant in Indonesië. „Ik kom inderdaad uit een Gereformeerde Bondsnest. Daaraan heb ik veel te danken en ik zie er met vreugde op terug. Maar ik kan tegelijk eerlijk zeggen dat ik me nooit echt bezig heb gehouden met modaliteiten en etiketten. Mijn weg in de kerk heeft altijd losgestaan van dit soort feitelijkheden. Laat ik het zo zeggen: ik besef het belang van modaliteiten in de kerk. Maar ik heb het nooit als mijn roeping ervaren me daarmee erg bezig te houden.”
Dr. Plaisier, die in 1996 promoveerde op een studie naar de antropologie van Pascal en Nietzsche, zegt midden in de kerk te willen staan. „Noem mij maar orthodox. Of is dat te pretentieus? Want je zegt nogal wat als je beweert dat je orthodox bent. Want wie is echt recht in de leer?”
De nieuwe scriba wil een „open mind” hebben, zoals hij het noemt. „En met die instelling voeling houden met de grote traditie. De belangrijkste opdracht van de kerk is voor mij dat de kerk, ingekaderd in deze grote traditie, in de taal van nu ingaat op vragen over schuld, verwarring, verlegenheid en angst. Ik hecht groot belang aan het inzetten op de vitaliteit van de plaatselijke gemeente. Daar horen we met elkaar het Evangelie. Hoe participeren wij als christenen, als kerk, in deze verwarde cultuur? De landelijke kerk is hieraan dienstbaar. Meer niet.”
Dr. Plaisier had de advertentie voor een nieuwe scriba in eerste instantie wel gelezen. „Maar het deed me niets, het stond heel ver van me af. Ik ben niet iemand die bij alles wat voorbijkomt, denkt: dit moet je doen. De betrokkenheid op de functie van scriba kwam pas toen ik er door mensen op werd aangesproken. Toen heb ik me er meer in verdiept. En toen kwam ook de vraag boven wat de verbindingslijn is tussen mij en tussen deze functie. Gaandeweg groeide er iets. Ik heb dat ervaren als een roeping. Anders was ik er nooit op ingegaan.”
En toen was daar ineens een open brief waarin 25 theologen uit de PKN ertoe opriepen dr. H. Veldhuis samen met u op een dubbeltal te zetten. Wat deed dat met u?
„Iedereen heeft zijn eigen verantwoordelijkheid in de kerk. En dit lag heel duidelijk niet op mijn bord. Ik heb, gedurende de hele procedure, zeker wel eens met het klamme zweet in m’n handen gezeten. Maar hieronder ben ik steeds volkomen rustig geweest.”
Nooit gedacht: Ik trek me terug?
„Nee, absoluut niet. Hoe zou dat kunnen wanneer je je tot iets geroepen weet? Dat was volstrekt geen optie.”
Vanuit bijvoorbeeld de predikantenbeweging Op Goed Gerucht wordt gezegd dat de kerk een te orthodoxe en te evangelische koers vaart. Uw benoeming is daarvan, volgens deze beweging, opnieuw een teken.
„Ik ken de geluiden vanuit Op Goed Gerucht. Deze beweging wil af van het tobberige imago van de kerk. Dat herken ik. Ook vind ik het goed dat ze een goed gerucht van het Evangelie in kerk en samenleving willen verspreiden. Maar als ze het hebben over té orthodox en té evangelisch, dan denk ik: Hoezo, té? Wat bedoel je daarmee? Je mag toch hopen dat niemand in de kerk wil dat we maar wat krommer in de leer zijn? En wat evangelisch betreft: dat staat voor mij vooral voor een levende relatie met de Heer. Dat is nooit té. Daarbij: orthodox staat niet in tegenstelling tot modern, tot mensen die van deze tijd zijn. Daarom zou ik willen zeggen: prik door de woorden heen. Anders blijven we in kampen zitten. Dan blijven we alleen maar onze domeinen verdedigen. Ik zie het als een uitdaging om in de kerk samenbindend te werken. Het gesprek aan te gaan, met iedereen.
En wat het plakken van etiketten betreft: dat is de afgelopen week al genoeg gedaan. Daar moesten we maar mee ophouden. Het leidt tot niets en het is niet tot zegen van de kerk waarin we ons geroepen weten.”