Opinie

Brief vicepremier Bos aan Van der Vlies past in hedendaagse culturele context

De verschijning van de film van Wilders maakte wonderlijke reacties los. Vooral in Den Haag.

Dr. W. Fieret
11 April 2008 08:43Gewijzigd op 14 November 2020 05:43

Het was vermakelijk om te horen hoeveel ministers in hun commentaar op vrijdag 28 maart het woord trots gebruikten. Er trokken geen groepen verontwaardigde mensen door de straten die ruiten ingooiden, Nederlandse vlaggen verbrandden, portretten van Wilders verscheurden, het ministerie van Algemene Zaken in Den Haag met stenen bekogelden of andere nare dingen deden. Omdat dat allemaal niet gebeurde en iedereen zich gewoon aan de wet hield, haastte de ene na de andere bewindsman zich te zeggen hoe trots hij of zij op Nederland is. Ook werd vaak herhaald dat de mohammedaanse Nederlanders zich op zo’n voorbeeldige wijze respectvol hadden gedragen.Eerlijk gezegd: als ik een moslim zou zijn, zou ik me opgelaten voelen. Ik zou me afvragen: Wat dachten jullie eigenlijk van mij en mijn geestverwanten? Juist dat veelvuldige gebruik van de woorden trots en respect zou bij mij niet positief overkomen.

Dissonant
Te midden van al die ministeriële loftuitingen was er een opmerkelijke dissonant te horen. De twee vicepremiers, de socialist Bos en Rouvoet van de ChristenUnie, waren boos op SGP’er Van der Vlies. Dat is opmerkelijk. Het is alom bekend dat deze ervaren parlementariër zich altijd zorgvuldig en respectvol opstelt.

Wat was de reden dat vooral Bos op een venijnige wijze -door middel van een open brief- naar Van der Vlies uithaalde? Omdat hij had gezegd dat de film geen nieuws bevatte en daarom in feite wel meeviel. De film zou bovendien een goede aanzet kunnen vormen voor het voeren van het debat met moslims in Nederland.

Daarmee heeft Van der Vlies geen opzienbarende uitspraak gedaan. De film is inderdaad een verzameling van al eerder uitgezonden beelden over onder meer de gevolgen van gewelddadige acties die door extremistische moslims begaan zijn. Die beelden zijn op zichzelf schokkend. Vooral wanneer je geen televisie in huis hebt en ook geen gebruikmaakt van internet om via die route kennis te nemen van nieuwsrubrieken, maakt de film veel indruk. Wat bij mij achterbleef, was het gevoel: Wat een ellende en verdriet kunnen mensen elkaar toch aandoen!

Een mens moet overigens kronkelige gedachten hebben om die gruwelijkheden te koppelen aan moslims die achter je in de rij staan in de supermarkt of die met een kinderwagen over straat lopen. Iemand die deze koppeling wel maakt en alles op één hoop gooit, is op een onverantwoorde wijze aan het generaliseren. Er komt dan een isgelijkteken tussen moslims en terroristen. Dat is onverantwoord en verkeerd.

Van dergelijke kronkelige gedachten had Van der Vlies geen blijk gegeven. Wat kan de reden dan toch geweest zijn voor de boosheid van Bos? Het zou het beste zijn het hem zelf te vragen. Dan weten we het zeker. Maar in dit land kan iemand niet zomaar aan de minister van Financiën vragen waarom hij boos was. Omdat de discussie via open brieven verliep, hoort deze thuis op het terrein van de politiek. Daar spelen vaak andere overwegingen dan alleen persoonlijke. Bovendien past de reactie van Bos in het culturele klimaat.

Een belangrijk kenmerk van dat klimaat is dat de lijn met de hogere werkelijkheid is doorgeknipt. Velen hebben ”het grote verhaal” van het christendom met de daarbij behorende normen achter zich gelaten en ervaren dat als een bevrijding. Er zijn andere normen voor in de plaats gekomen. Die zijn gefragmenteerd en hebben meestal een tijdelijke geldigheid.

Huizinga
Dr. A. Th. van Deursen wijdde de Huizingalezing van 1994 aan dit fenomeen. Hij maakt daarin onderscheid tussen cultuur enerzijds en de behoefte aan welstand, macht en veiligheid anderzijds. Bij de behoefte aan welstand, macht en veiligheid tekent hij aan dat dit aspecten zijn die uit het natuurinstinct voortvloeien. Van Deursen citeert Huizinga, die schreef dat dit idealen zijn die reeds de holbewoner kende. Cultuur dient echter gericht te zijn op hogere idealen dan alleen op bevrediging van behoeften. En dan komt hij tot de veelzeggende en bekende zin van Huizinga: „Cultuur moet metafysisch gericht zijn, of ze zal niet zijn.”

De beschouwing van Van Deursen over het ontbreken van een hoger, metafysisch ideaal in de cultuur laat zien in welke soort culturele context Nederland zich bevindt.

In die context past de open brief die Bos naar Van der Vlies stuurde. Het denken en handelen wordt in de hedendaagse politiek immers niet geïnspireerd door een waarden-en-normenpatroon dat uitgaat boven de alledaagse werkelijkheid en dat streeft naar een verankering van het waardevolle gedachtegoed van de Bijbel in het beleid. Als de gerichtheid van de politiek op een hoger ideaal ontbreekt, is er ook gebrek aan consistentie in beleid en handelen. De waan van de dag voert dan de boventoon.

Het kan dan ook in het bedrijven van de praktische politiek zomaar gebeuren dat een lid van de Tweede Kamer zich de verontwaardiging van een vicepremier op de hals haalt omdat hij een nuancerende opmerking maakt en dat anderen overladen worden met complimenten omdat ze zich aan de wet houden. Opmerkelijk.

De auteur is lid van het college van bestuur van het Hoornbeeck College en het Van Lodensteincollege. Reageren aan scribent? goedbekeken@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer