(Ar)moedig
Het gaat om een op de zeven kinderen, vier in elke klas. Zij leven onder wat in Nederland het bestaansminimum heet. Vijftien van hen geven zich in het deze week verschenen boek ”Erwtensoep in augustus. Kinderen en armoede” bloot.
De auteur, jeugdboekenschrijver Kees Opmeer, is blijvend onder de indruk: „Er is veel moed voor nodig om je diepste geheimen te vertellen.” Twee jongeren -Ferdy en Marian- én hun moeders over het verhaal dat volgens hen verteld moet worden.„Rijken weten niet hoe ik leef”
In het boek heet hij nog Daniël, een schuilnaam. Maar zijn echte naam is Ferdy (13). „Ik heb er geen problemen meer mee.” In het boek is hij van achteren gefotografeerd. Een mooi portret van voren mag inmiddels ook. „Ik was deze week op televisie bij Netwerk. En bij de NOS, dat is wel gaaf.”
Dertien jaar is hij, fan van de voetbalclub Heerenveen. „Ik speel nu nog in Dwingeloo, maar wil graag profvoetballer worden. Dan kost voetballes geen geld, maar krijg je ervoor betaald.”
Ferdy kent de waarde van geld. Of beter: hij heeft ervaren wat het is als ouders geen centen hebben. „Bij ons werd het gas afgesloten, in de winter. Dat is heel koud, ja. Overdag kon ik gelukkig naar school. Daar hadden ze tenminste nog gas en was het lekker warm.”
Wat het is om de deurwaarder aan huis te krijgen, weet hij ook. Om de man voor te zijn, brachten hij en zijn broer een aantal spullen in veiligheid, in een schuurtje van een buurman. Ferdy weet wat het is om te moeten overleven.
Hij moest een drempel over om ”ja” te zeggen toen Kees Opmeer hem benaderde om mee te werken aan de totstandkoming van ”Erwtensoep in augustus”. „De rijken weten niet hoe ik leef. Maar het is belangrijk dat ze het wel horen. Dan kunnen ze rekening met ons houden.”
Ons, dat zijn meer dan 400.000 lotgenoten, volgens cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Ferdy kent dat getal ook. „Het zijn er 400.000 te veel.”
Nederland kijkt te weinig om naar de armen, vindt hij. Dat is onterecht, want armoede kan een mens zomaar overkomen. „Ik kon er niets aan doen. Mijn moeder ook niet. Ze heeft alles geprobeerd voor mij, m’n broer en mijn zus.”
Rijk worden is zijn doel niet. „Ik wil het graag goed hebben. Het is niet normaal als er opeens geen geld is, of dat het gas wordt afgesloten.”
En daarom vertelde hij zijn verhaal. „De rijken kunnen best wat meer doen voor de armen. Dat is misschien knullig voor hen, want ze hebben hun geld eerlijk verdiend. Maar ik zie geen andere oplossing.”
„Het overkwam ons”
Nu de geschiedenis van Ferdy op straat ligt, weet moeder Renate (44) dat ook zij reacties kan verwachten van „de mensen op straat.” Armoede valt met een beetje moeite wel onzichtbaar te houden. „Maar ik zie er niet meer tegen op. Ik heb de beslissing om zijn verhaal wel of niet te vertellen aan Ferdy overgelaten. En nu ben ik trots op hem dat hij het heeft gedurfd.”
Renate zou zo graag het vooroordeel weggenomen zien dat armoede een kwestie van eigen schuld is. „Dat ís niet zo. Het overkwam ons. Ik kwam alleen te staan, er viel een inkomen weg en er rolde onverwacht een schuld uit de kast. Dan sta je machteloos, dan houdt het op.”
Mensen in haar omgeving komen vaak niet verder dan de buitenkant van het armoedeprobleem. „Dan wordt er gedacht: Jammer dat het zo is gelopen, maar we hebben in Nederland toch mooie regelingen? Nou, die zijn dus niet afdoende. Ik zou willen dat ook politici ”Erwtensoep in augustus” lezen.”
„Ik wil kachels kopen voor armen”
Haar broer lachte haar uit. Zij in een boek? Wat een grap. „Ik schaamde me eerst wel een beetje”, vertelt de elfjarige Marian uit Groningen. Dat ”Erwtensoep in augustus” over kinderen én armoede gaat, weet ze wel. „Maar ik voel me helemaal niet arm. Ik zou graag zelf een boek willen schrijven om daarmee veel geld te verdienen. Dat geld gebruik ik dan om kachels te kopen voor kinderen die geen kachel hebben.”
Marians ouders komen uit Syrië, maar zij is hier geboren. Er is heel lang gedoe geweest over de verblijfsvergunning. „Maar dat is bijna voorbij volgens mij. We gaan binnenkort met de trein naar Den Haag om een pasje te halen.”
Met honger naar bed? „Dat is pas echt zielig. Bij ons kwam een keer geen water uit de kraan, alleen een paar druppels. Maar dat was bij de buren ook zo. Storing, denk ik. Geen eten? Soms is er geld, soms is er geen geld. Maar eten hebben we altijd wel.” Marian komt over als een vrolijk meisje.
„Geloof in Jezus maakt rijk”
Moeder Anouschka (37) glimlacht. Marian oogt vrolijk ja. „Maar dat is de buitenkant. Ze is vaak boos, omdat er zo veel niet kan bij ons, wat bij anderen wel kan.”
Zestien jaar geleden verlieten Anouschka en haar man Syrië. „Wij zijn christenen; in Syrië zijn dat tweederangsburgers. We dachten het in Nederland beter te krijgen. In Nederland wonen veel christenen, en zij leven in vrijheid.”
Het gezin belandde in de mallemolen van immigratieprocedures. „Zolang er geen verblijfsvergunning is, mag er niks. We mochten niet werken, en dus was er weinig geld.” Het gevolg? „Altijd maar de hand ophouden. Dat is niet leuk.”
Anouschka maakte kennis met de harde kant van Nederland. Nooit zeker van een vaste woon- en verblijfplaats, vaak verhuizen. Er waren lichtpunten in de afgelopen zestien jaar. „Iemand betaalde vijf jaar lang de huur voor ons. Als dat niet was gebeurd, hadden we nog vaker op straat gestaan. Letterlijk.”
Een ouder die haar kind niet kan geven waar het om vraagt heeft het moeilijk. „Het geloof in een liefdevolle God helpt ons door moeitevolle tijden heen. Geloof in de Heere Jezus maakt rijk. Vanuit de kracht die het geloof ons schenkt, kunnen we liefde en aandacht geven aan onze kinderen. Dat is zo belangrijk.”
Maar: „Kinderen denken als kinderen. En ze kijken naar andere kinderen. Die gaan op vakantie, krijgen dure spullen, mooie kleren. Het is logisch dat Marian ook wel eens wat wil. Maar dat kan dan niet. Geld speelt een rol in het leven, hoe je het ook bekijkt.”
”Erwtensoep in augustus” kan een aanzet geven voor een beter leven voor hen die het arm hebben, hoopt Anouschka. „Het boek geeft inzicht in ons bestaan, en hoe we omgaan met die situatie. Misschien leidt dat tot een eerlijker verdeling. Onze kinderen werden bijvoorbeeld in Nederland geboren, maar toch kregen we geen kinderbijslag omdat de verblijfsvergunning er niet was. Dat is toch niet eerlijk?”
Veel geld is niet goed voor een gelovige, vindt Anouschka. Wat zij niet kan begrijpen, is dat er zo veel christenen in Nederland leven maar dat er desondanks armoede is. „Dat kan toch niet, vanuit hun geloof gezien? Jezus leert dat rijken de armen moeten helpen. Als ik wat heb, wil ik ook delen.”
„Geen formulieren, geen gedoe: het kán”
Het gesprek gaande houden, blijven informeren, hopen op een doorbraak. Pieter de Maar is adjunct-directeur bij STAMM CMO Drenthe, Centrum voor Maatschappelijk Ontwikkeling. „Er zijn potjes voor mensen die onder de armoedegrens leven, maar er wordt te weinig een beroep op gedaan, deels vanwege schaamte en deels door de bureaucratische procedures die hier vaak mee zijn gemoeid.”
De Maar is mede-initiatiefnemer van de uitgave van ”Erwtensoep in augustus”. Wat armoede precies is, hangt af van de gebruikte definitie. „Er zijn er verschillende. De Europese is vrij ruim, met een omschrijving van de leeftoestand als toereikend, maar wel problematisch. Een andere definitie spreekt over de mate waarin het een probleem is om je te handhaven in een welvarende samenleving.”
Aan verabsoluteren van het begrip armoede begint De Maar niet. „Er is al een verschil tussen het bestaansminimum -dat is bijstandsniveau, gerelateerd aan de gezinssamenstelling- en de armoedegrens, waarbij het gaat om het inkomen minus de vaste lasten, wat het besteedbaar inkomen oplevert.”
Er zijn veel variaties mogelijk. „Iemand met een inkomen van 1100 euro netto in de maand zit in een huurhuis dat maandelijks 700 euro kost. Dat betekent dus armoede in de tweede helft van de maand. Beleidsmakers moeten deze factoren meewegen. Je kunt niet stoppen bij het punt dat 850 euro aan bijstandsgeld een mooi bedrag is. Dat bedrag staat namelijk niet op zichzelf.” Het boek dat deze week verscheen, moet juist inzicht geven in de werkelijkheid van het armoedebestaan.
Arm zijn betekent al snel sociale uitsluiting. „Structureel geldgebrek levert risico’s op, het belemmert kinderen in hun ontwikkeling. Als zij niet kunnen meedoen aan zaken die wij normaal noemen, vallen ze buiten de boot. De geschiedenis leert dat dat een basis is voor reproductie van armoede. Het is een cliché, maar een arm dubbeltje wordt niet snel een kwartje.”
STAMM CMO Drenthe -en ook andere instanties- werken aan het bespreekbaar maken van de problematiek. Mogelijkheden voor en voorbeelden van concrete oplossingen zijn er zeker, weet De Maar. „Onderwijzers bijvoorbeeld kunnen situaties signaleren. Een kind dat aardig voetbalt, maar geen geld heeft voor het lidmaatschap van een club, kan worden geholpen. De onderwijzer benadert de club, de gemeente betaalt het shirt, de voetbalschoenen en de contributie. Daar moet je arme ouders niet eens mee lastigvallen. Geen formulieren, geen gedoe. Dat klinkt allemaal simpel, het kán, maar het vergt een culturele verandering van de Nederlandse bureaucratie.”