Bijna christen
„En zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op de eeuwige weg.”
Psalm 139:24David wist goed dat hij geen openbare vijand van Gods volk was. Integendeel, hij had liefde tot hen. Hij bedroog de vromen niet willens en wetens. Ook wist hij wel dat hij geen verachter van Gods Woord en van de middelen was. Hij wist dat hij niet steunde op enige uiterlijke deugdzaamheid of godsdienstigheid.
Hij maakte die ook niet, zoals de meeste belijders, tot een grond van zijn zaligheid, terwijl zij willens en wetens de zonde aan de hand houden. Zij doen dat met voorbedachten rade en wel onder de schijn en dekmantel van vroomheid, zoals sommige huichelaren die zich opzettelijk geveinsd vertonen als in een gedaante van godzaligheid. Zij vergenoegen zich met de uitwendige naam van vroomheid en komen bij Gods volk, om daar, kon het zijn, hun goedkeuring van te ontvangen.
Al deze dingen merken wij aan als de schadelijke weg die tot het verderf leidt. Daarvan zegt Salomo: „Er is een weg die iemand recht schijnt, maar het laatste van die zijn wegen van de dood.”
Allen die deze zaken bij zichzelf vinden, mogen hun staat wel voor verdacht houden en vaststellen dat het nooit echt met hen geweest is, hoe nabij zij ook gekomen zijn en voor hoe vroom zij ook mogen gehouden worden.
Joachimus Mobachius,
(”De staat van een uitverkorene”, 1744)
predikant te Den Bosch