Smaaddichter in Klein-Azië
Titel: ”Koning voor een dag”
Auteur: Jan van Aken
Uitgeverij: Querido, Amsterdam, 2008
ISBN 978 90 214 3415 5
Pagina’s: 270
Prijs: € 18,95.
Hipponax was een Grieks jambisch smaaddichter uit de zesde eeuw voor Christus die in Efeze in Klein-Azië geboren werd. Over zijn leven gaat de nieuwe historische roman van Jan van Aken: ”Koning voor een dag”. Als hij het over soorten dichters heeft, zegt Aristoteles: „De serieuzere geesten legden zich toe op het uitbeelden van edele handelingen, verricht door edele personen; trivialer geesten beeldden de gedragingen van personen met fouten en gebreken uit en maakten schimpdichten zoals de anderen hymnen.” Tot die laatste soort behoort de dichter Hipponax. Hij is de zoon van wagenmaker Pytheas. Voor zijn geboorte heeft zijn vader een droom waarin hij zijn zoon als een koning te paard ziet zitten. Daarom besluit hij zijn zoon Hipponax (paardenkoning) te noemen. Bij het opgroeien blijkt het een apart ventje: hij legt kruipend vele kilometers af, maar leert pas heel laat lopen. En ondanks het prachtige speelpaard dat zijn vader voor hem maakt, blijkt hij voor paardrijden minder aanleg te hebben dan voor het dichten.
Een van de slaven maakt voor hem een lier, die hij al snel gebruikt om zelfgemaakte schunnige liedjes van de straat te zingen. Dat staat in schril contrast met de naam van het meisje voor wie hij liefde opvat. Zij is getooid met de naam Arète, Deugdzaamheid, en is de zus van de beeldhouwer Boupalos. Zeker als Boupalos een beeld van Hipponax maakt waarmee hij de dichter onsterfelijk belachelijk maakt, is wel duidelijk dat de beeldhouwer hem als huwelijkskandidaat niet serieus neemt. Maar Hipponax slaat terug. Hij maakt een schimpdicht over Boupalos en zingt het lied op de markt van Efeze. Boupalos stuurt getergd zijn slaaf op Hipponax af. Die wordt echter gedood door Dolion, de slaaf van Hipponax. Dat komt Dolion op de doodstraf en Hipponax op een verbanning van twintig jaar uit de stad te staan.
Tiran
Hipponax reist naar Egypte en leeft daar jaren achtereen, zoekt de liefde maar vindt haar niet en keert na jaren weer terug naar Klein-Azië. Als hij in Efeze echter nog steeds niet welkom blijkt, wijkt hij uit naar Klazomenai. Daar blijkt Athenis, de broer van de gehate beeldhouwer Boupalos, als tiran aan de macht te zijn.
In Klazomenai ziet Hipponax na jaren Arète weer terug en dan weet hij het weer: zij is de enige echte. Hij komt echter moeilijk in contact met haar omdat hij zich buiten de stad verborgen moet houden. Zijn eenzaamheid en de onbereikbaarheid van zijn geliefde doen hem zinnen op wraak. Hij gaat ’s nacht stiekem naar Arète om het bed met haar te delen als Boupalos weg is. Door het contact met de familie komt hij erachter dat Arète verwekt is in een incestueuze verhouding tussen moeder Arète en zoon Boupalos; die van Arète junior dus tegelijk vader en broer is. Terwijl hij, alsof het nog niet genoeg is, ook nog het bed met haar blijkt te delen. Dat alles maakt Hipponax in een schimpdicht bekend. De boodschap is zo schokkend dat die zowel de tiran als Boupalos ten val brengt.
De tirannie is nu verdreven, maar goed gaat het nog niet met de stad: er is nog steeds honger en de inwoners vrezen dat de goden vertoornd zijn. Voor Hipponax lijkt eindelijk het geluk geboren: Arète zoekt hem op en eindelijk kan hij haar vrijelijk beminnen.
Ze zullen in het huwelijk treden tijdens een groot feest. Ze worden door de hele bevolking van de stad ontvangen, omhangen met een prachtige mantel en op het paard gehesen. Daarna moeten ze plaatsnemen op een verhoging. Dat blijkt echter een enorme brandstapel te zijn. Want vanwege de toorn der goden is het nodig een mensenoffer te brengen. Daarvoor zijn Arète en Hipponax uitgekozen. Het is zoals vader Pytheas gedroomd had: het was een „bijeenkomst die het lot van velen zou bepalen.” Het is Hipponax’ korte gloriemoment: Hij is Koning voor één dag!
De schaamte voorbij
Jan van Aken kan goed schrijven. Hij heeft bij tijden een prachtige stijl en hij is goed ingevoerd in het onderwerp dat hij beschrijft. Bovendien zit er vaart in het verhaal.
Toch is het lezen van het boek geen genoegen. Vooral omdat het verhaal enorm vulgair is. Over alles beneden de gordel wordt op de meest platvloerse manier geschreven. In de gedichten van Hipponax zelf, maar Jan van Aken past zich daaraan heel gemakkelijk aan. De diverse expliciete en grove seksscènes versterken slechts het beeld van vulgariteit.
We kunnen soms denken dat alles op het gebied van de goede zeden in de geschiedenis alleen maar slechter wordt, maar Jan van Aken bewijst dat men ver voor het victoriaanse tijdperk de schaamte al ver voorbij was. Ik had het -zonder dit weerzinwekkende verhaal- ook wel willen geloven.