Voor elke psalm een koorbewerking
Een project van 25 jaar is afgerond: Arie Loonstra uit Ede zette onlangs de laatste psalmbewerking voor koor op z’n website. Daarmee heeft de musicus alle psalmen, inclusief de twaalf Enige Gezangen, een ’behandeling’ gegeven.
Hij zegt het in alle bescheidenheid: „Ik denk te mogen constateren dat ik de eerste componist ben die het volledige psalmboek van 1773 voor gemengd koor heb bewerkt.” Met nadruk noemt Loonstra het psalmboek van 1773. „Mannen als Sweelinck en Goudimel hebben in de 16e eeuw ook van alle psalmen een koorbewerking gemaakt. Goudimel zelfs twee keer. Maar ik zou niemand weten die het met onze berijming heeft gedaan.”Waarom niemand het eerder deed? „Het is natuurlijk een gigantische klus. Daarbij komt dat je dan ook alle onbekende psalmen moet doen. En wie ziet er nu brood in om bewerkingen te schrijven van bijvoorbeeld Psalm 58 of 120?”
Drie maanden geleden stond Loonstra voor de keus: doorgaan of niet. Hij koos voor doorgaan. „In de loop van de jaren had ik al heel wat psalmen van een bewerking voorzien. Ik kwam erachter dat ik er nog 35 moest. Toen heb ik gezegd: Ik ga ervoor. En het wonderlijke was: iedere morgen als ik om halfnegen achter m’n vleugel kroop en met een psalm begon, had ik direct een idee hoe het moest worden. Ik ervaar dat als de inspiratie van de Heilige Geest in mijn compositorische arbeid.”
Goede raad
Aanvankelijk had Loonstra (1961) niet zo veel met koorzang. „Ik kom uit een degelijk hervormd gezin, waar eigenlijk alleen het orgel in beeld was. Toen ik op 18-jarige leeftijd aan het Arnhemse conservatorium ging studeren, ging er een wereld voor me open. Onze docenten prentten ons daar in: Zorg ervoor dat je vóór je 25e alles hebt gedaan wat je wilt doen, daarna kom je er niet meer aan toe. Toen ben ik naast m’n orgelstudie ook koor- en orkestdirectie gaan studeren, terwijl ik compositielessen volgde bij een Duitse leermeester. Ik ben nog altijd dankbaar voor die goede raad van m’n docenten.”
In de loop van de jaren legde de Edese musicus zich steeds meer toe op het componeren van muziek. Had hij vroeger per week zo’n vijftig orgelleerlingen, tegenwoordig geeft hij aan nog ’slechts’ twintig mensen les. Dat geeft hem ruimte voor het schrijven van composities: voor koor, maar ook voor orgel. En met enige regelmaat vloeit er een groter werk uit z’n pen, zoals de Sioncantates (zie kader).
Daarbij is het voor Loonstra van belang dat wat hij doet, iets toevoegt aan wat er al op de markt verschenen is. „Ik las pas dat er vorig jaar 200 cd’s zijn verschenen waarop de Negende Symfonie van Beethoven wordt uitgevoerd. Dat is toch gloeiende onzin! Maar iets dergelijks kom je tegen in de reformatorische kring: veel koren hebben een zeer beperkt repertoire. Steeds weer klinken dezelfde liederen en bewerkingen. En op orgelgebied speelt het ook. Jan Zwartherdenkingen bijvoorbeeld, ik heb er helemaal niks mee. En ik zou mijn energie nooit besteden aan een cd met werken van wélke componist dan ook, als dit niets toevoegt aan datgene wat er allemaal al is.”
Terug naar de koormuziek: hoe krijg je een koor zover om ook onbekendere psalmen in het repertoire op te nemen? Loonstra, die zelf vier koren dirigeert: „Door ervoor te zorgen dat er goede bewerkingen komen van onbekende psalmen. En natuurlijk moeten koren en dirigenten het willen.” Overigens ziet Loonstra dat van zijn eigen muziek vooral de psalmentop 10 wordt besteld. „Het lijkt erop dat mijn grote bewerking van Psalm 3 in heel Zeeland wordt uitgevoerd.”
Zijn psalmcomposities verschillen nogal van elkaar. De ene keer is het een eenvoudige vierstemmige zetting, een andere psalm is bestemd voor koor, strijkers, pauken en orgel, en weer een andere is bedoeld voor koor en massale samenzang. Daarbij lopen niet alleen de omvang en de moeilijkheidsgraad uiteen, ook qua stijl hanteert Loonstra verschillende idiomen.
„Ik ben een romanticus, en dat komt in veel bewerkingen terug. Toch zitten er ook psalmen in licht moderne stijl tussen. Of barokke composities à la Bach. Enkele heb ik geprobeerd te modelleren naar de stijl van Goudimel. Maar helemaal lukt het me niet, zo’n noot-tegen-nootzetting.”
Gebreken
De tekst van de psalm is voor de componist heel belangrijk. Vaak maakte hij meerdere zettingen per psalm, omdat wat bij de ene strofe wel kan, bij de volgende niet goed uitkomt. Hij pakt Psalm 146 erbij. „Neem de laatste regel van vers 2: „storten met hun aanslag neer.” Ik laat in de stemvoering dat ”neerstorten” uitkomen. Maar daardoor is die zetting niet bruikbaar bij het eerste vers, waar de laatste regel juist spreekt over ”verhogen”.”
Steeds gebruikte Loonstra de berijming van 1773. „Die is mij lief. Maar als je van iemand houdt, zie je ook de gebreken.” En die gebreken vertoont de oude berijming duidelijk, stelt hij. „Er is zo veel bij verzonnen om het geheel te laten rijmen. Ik vind het onbegrijpelijk: we zorgen er enerzijds voor dat we een zo nauwgezet mogelijke Statenvertaling hebben, terwijl we tegelijk klakkeloos de berijming van 1773 zingen.”
Zijn er dan alternatieven? „Als we aan de rijm willen vasthouden, zijn de psalmen die ds. Meeuse heeft gemaakt wat mij betreft het beste alternatief. Maar wáárom moet het per se rijmen? Er is zo veel poëzie die niet rijmt.” Hoe het volgens hem ook kan, laat hij achter de vleugel horen. Psalm 121, in een eigen versie:
Ik hef mijn ogen naar omhoog,
naar God, de Schepper, die
de aard’ en hemel schiep.
Hij slaapt en sluimert niet, Hij zal
mijn voet niet laten wank’len;
Hij is steeds mijn bewaarder.
De componist zou er zin in hebben een project te beginnen om alle psalmen op deze manier te ’berijmen’. „Maar dat kan ik niet alleen. Ik ben geen dichter.”
Zou er draagvlak voor zijn? „Ik weet dat het heel lastig is. Je zou het breed moeten aanpakken met allen die leven met de Statenvertaling.” Tegelijk ziet Loonstra het nog niet gebeuren dat zo’n nieuw psalmboek de oude berijming zou kunnen vervangen. „Ik ben me ervan bewust dat talloze mensen leven met de oude psalmen, en ook sterven met regels eruit op hun lippen. Dat wil je ze niet afpakken.”
Hij ervaart dezelfde spagaat als bij de discussie over ritmisch zingen of niet. „Ik ben een voorstander van ritmisch zingen, maar ik zou er in onze kerkelijke gemeente hier in Ede tegen opzien om het in te voeren. Vanwege de commotie die zou ontstaan. Eenzelfde tweespalt zou je krijgen als er een alternatief voor 1773 zou zijn. Toch, ik vind het van het grootste belang dat de bewustwording op gang komt. Wellicht is dit het volgende project waar ik serieus mee verder ga.”
Poorten Sions
Na de composities ”Liederen Sions” en ”Kinderen Sions” legt Arie Loonstra nu de laatste hand aan een derde cantate: ”Poorten Sions”. Het gaat om een compositie voor gemengd koor, altsoliste, koperkwintet, twee orgels, altviool en cello. De tekst van de cantate is een combinatie van psalmen uit de berijming van 1773 en gedichten van Robert Murray MacCheyne, vertaald door ds. C. J. Meeuse.
”Poorten Sions” wordt gepresenteerd op zaterdag 13 september in de Grote Kerk van Gorinchem en op vrijdag 3 oktober in de Loolaankerk te Apeldoorn. Muzikale medewerking verlenen het koperensemble Imperial Brass, de zangeres Margareth Beunders (alt), de altvioliste Maaike Merel van Baarzel, de celliste Martha Bijlsma en de organisten Gerard Harbers (kistorgel) en Arjen Leistra (hoofdorgel). De algehele leiding is in handen van de componist.
Meer informatie: www.musicapsaltaria.nl.