Essenen geloofden in predestinatie
Zestig jaar Israël, zestig jaar Dode Zeerollen. Prof. Eleazar Sukenik van de Hebreeuwse universiteit van Jeruzalem concludeerde dat de unieke rollen die hij in 1948 onder ogen kreeg van de essenen waren. Sindsdien hebben de meeste wetenschappers zijn theorie geaccepteerd dat de rollen afkomstig zijn van de sekte die zich in de afgelegen nederzetting Qumran, bij de Dode Zee, had gevestigd. De laatste jaren wordt deze traditionele theorie aangevallen, maar volgens de bekende Israëlische archeoloog Magen Broshi blijft de gangbare uitleg de enige die een verklaring biedt voor de meeste gegevens die voorhanden zijn.
Magen Broshi is 45 jaar betrokken geweest bij het onderzoek naar de Dode Zeerollen. Van 1964 tot zijn pensionering in 1994 was hij curator van het Heiligdom van het Boek, het gebouw van het Israël Museum waar een aantal manuscripten voor het publiek is tentoongesteld. Bovendien verrichtte hij zelf opgravingen in Qumran.Broshi publiceert binnenkort een boek in het Hebreeuws waarin hij alles nog een keer opsomt: de vondst van de rollen, de archeologische opgravingen in Qumran, de geschiedenis van de wetenschappelijke publicaties en de conclusies. Het is volgens hem voor het eerst in vijftig jaar dat er voor de Israëli’s een allesomvattend boek over Qumran wordt uitgebracht. Hij wil het ook gaan vertalen in het Engels.
Broshi bevestigt dat wetenschappers in de afgelopen jaren afwijkende theorieën over de oorsprong van de manuscripten hebben gelanceerd. Edna Ullman-Margalit schrijft in het aprilnummer van het tijdschrift ”Biblical Archaeology Review” dat de alternatieve verklaringen wijd uiteenlopen, maar op een fundamenteel punt overeenkomen: allemaal scheiden ze de plaats Qumran van de rollen.
Wetenschappers hebben volgens haar ten minste twaalf verschillende theorieën gelanceerd. Qumran zou een militair fort, een villa voor aristocraten, een fabriek, een douanepost, een boerderij, een herberg aan de kant van de weg of een pottenbakkerij zijn geweest. De meest recente, en ook meest afwijkende, uitleg is die van Yitzhak Magen en Yuval Peleg. Magen, die tussen 1993 en 2004 opgravingen verrichtte in Qumran, gelooft dat er al in de achtste tot de zesde eeuw voor Christus een nederzetting bestond in Qumran. Daarna lag de plek er 400 jaar lang verlaten bij. In de tweede en de eerste eeuw werd Qumran een militaire vesting. Deze moest de Joden beschermen tegen de aanvallen van de Nabateeërs. Toen de Romeinen in 63 voor Christus het Joodse thuisland binnentrokken, was het bolwerk niet langer nodig. Volgens Magen werd Qumran toen een pottenbakkerij.
De rollen zouden in Qumran zijn terechtgekomen door Joden die tijdens de eerste opstand tegen de Romeinen, in 66 na Christus, op de vlucht waren. Bij de pottenbakkerij konden de vluchtelingen kruiken krijgen om de rollen in te bewaren.
Kinderen van het licht
Broshi is echter niet onder de indruk van de uitleg van Magen. „Rondom Qumran is geen goede klei te vinden. Je moet de potten produceren in een gebied waar een markt is, omdat ze breekbaar zijn. Voor de productie is ook veel energie nodig. Ze werden tot 750 graden verhit. Bij Qumran zijn geen energiebronnen, zoals bomen.”
De sekte van de essenen ging naar de afgelegen woestijn, omdat ze uit de buurt wilde blijven van andere mensen. „De sekteleden geloofden dat de wereld verdeeld was in kinderen van het licht en kinderen van de duisternis. De kinderen van het licht waren de uitverkorenen. Bij de uiteindelijke oorlog zouden de kinderen van het licht het gaan winnen van de kinderen van de duisternis, ongeacht de aantallen van beide partijen. Ze beschouwden de strijd met de Romeinen, die duurde van 66 tot 70 na Christus, als de laatste grote oorlog. Het was in hun beleving een eschatologische oorlog. Ze wierpen zich er met grote ijver in. Ze letten niet op het gevaar. Overigens overleefde niemand het. De essenen in Qumran kwamen om en van de andere sekteleden overleefden slechts weinigen de oorlog.”
De essenen geloofden in predestinatie. Daarom kon iemand zich niet zomaar bij hen voegen. De criteria die werden gehanteerd, waren onder meer van fysieke aard. Gegadigden moesten een mooie stem, mooie gelaatstrekken en mooie benen hebben. De essenen brachten volgens Broshi een deel van de nacht door met studie. Ze hadden dus manuscripten nodig, die ze zelf produceerden. Mogelijk maakten ze ook kopieën voor andere esseense gemeenschappen. „Er zijn aanwijzingen dat er andere gemeenschappen van essenen waren. We weten dat deze een min of meer normaal leven leidden en ook kinderen hadden. De mannen sliepen niet bij hun vrouwen als ze zwanger waren, want seksuele gemeenschap was er naar hun mening alleen in het kader van de voortplanting, niet om van te genieten.”
De laatste rollen werden in 1956 gevonden. Alle rollen zijn inmiddels gepubliceerd. Broshi verwacht bij verder onderzoek van de Dode Zeerollen in de toekomst geen sensationele ontdekkingen meer. Ook in of rondom Jeruzalem zullen volgens hem geen rollen meer worden gevonden, ondanks de rijke Joodse geschiedenis daar. Door de winterregens in Jeruzalem zijn de rollen zijn vergaan.
Ook acht hij de kans klein dat er in Caesarea nog een bibliotheek van kerkhistoricus Eusebius (ca. 260-339) gevonden zal worden. „De rollen die van papyrus of perkament zijn gemaakt, zijn vergaan”, zegt hij.
Broshi heeft veel plezier beleefd aan zijn werk als archeoloog. „Het is een interessant beroep. Als je ’s morgen opstaat weet je niet wat je die dag zult vinden.”
Grootste legpuzzel ooit
De geschiedkundige Flavius Josephus en de Joodse filosoof Philo van Alexandrië schreven in de eerste eeuw na Christus met lof over de essenen. Reizigers begaven zich naar de Dode Zee om de gemeenschap met eigen ogen te kunnen zien. Velen dachten dat de mensheid voor de zondeval net zo leefde als de essenen. Oprichter van de sekte was mogelijk de legendarische ”leraar der gerechtigheid”.
Volgens Josephus betrof het een groep ongetrouwde mannen. Op de begraafplaats van Qumran hebben archeologen echter ook skeletten van vrouwen gevonden. Duidelijk is in ieder geval dat de sekte een voorloper was van de latere kloostergemeenschappen. Uit de Dode Zeerollen en andere bronnen valt op te maken dat de essenen zich ook in andere steden hadden gevestigd. Zo zou er ook in Jeruzalem een esseense wijk zijn geweest.
De sektariërs verborgen hun manuscripten omstreeks het jaar 70 na Christus in de grotten rondom Qumran. Dankzij het droge klimaat en de kruiken waarin ze werden verpakt, konden ze de tand des tijds doorstaan.
Op 29 november 1947 -de dag waarop de Verenigde Naties besloten Palestina te verdelen in een Joodse en een Arabische staat- kreeg prof. Eleazar Sukenik met de hulp van een Armeense handelaar drie rollen in handen. Hij kwam tot de conclusie dat het om unieke en authentieke manuscripten ging. „In mijn huis in Jeruzalem werd dit grootse evenement in de Joodse geschiedenis gecombineerd met een andere gebeurtenis, die niet minder historisch was. Het ene politiek, het andere cultureel”, schreef hij in zijn dagboek.
Een van de rollen bleek het boek Jesaja te zijn. Volgens Sukenik was dit document duizend jaar ouder dan het oudste manuscript dat tot dan toe bekend was. Na onderzoek bleek dat de teksten van beide manuscripten nagenoeg identiek waren.
Na de spectaculaire vondst werd de zoektocht naar manuscripten rondom Qumran ijverig voortgezet. In totaal werden ongeveer 800 Hebreeuwstalige en Arameestalige rollen gevonden. Het betrof Bijbelboeken, commentaren en geschriften van de essenen. Ze waren vervaardigd van perkament of papyrus. In sommige gevallen waren de rollen in honderden fragmenten uiteengevallen. „Het was de grootste puzzel die wetenschappers ooit moesten oplossen”, aldus cultureel antropoloog Magen Broshi.