Marktvervuiling
Hoe kom je op het spoor welke muziek in reformatorische kring populair is? Er is een aantal graadmeters. Wie dagelijks de vergadervaria van deze krant napluist, krijgt een beeld van de concerten die ’onder ons’ gegeven worden. Ook de uitvoeringen die in de muziekagenda van deze krant staan en die op de website tijdenplaats aangekondigd worden, geven een indicatie van de muzikale voorkeuren van de reformatorische kring. Een derde peilstok zijn de cd’s die vermeld worden in de catalogi van de verschillende muziekhandels die onder refo’s hun waren proberen te slijten.
Ik laat gemakshalve even buiten beschouwing dat een aantal mensen zijn muziekaankopen doet in de grote klassiekemuziekzaken. En dat anderen -velen?- gewoon bij de Free Record Shop hun cd’s aanschaffen. Om maar te zwijgen van de talloze downloads op mp3-spelers die zich aan de waarneming van ouders en onderzoekers onttrekken.Goed, de concertagenda’s en de catalogi. Al klikkend en bladerend zie je het volgende beeld oprijzen. De reformatorische muziekcultuur is er vooral een van koorzang en orgelspel. Waarbij het orgel steeds vaker in combinatie met solo-instrumenten klinkt. Echte orkesten zijn in refokring op de vingers van één hand te tellen. Kamerkoren en oratoriumverenigingen daarentegen lijken de laatste jaren terrein te winnen, hoewel het repertoire dat ze uitvoeren over het algemeen nog beperkt blijft tot de bekende grote en kleine composities. Opera en musical vallen vanouds buiten het blikveld, net als gospel- en popmuziek. Wat niet betekent dat er onder ons niet naar gekeken en geluisterd wordt…
Dus, een cultuur van koren en orgels (plus instrumenten), waarbij vooral geestelijke muziek wordt vertolkt. Niets mis mee natuurlijk. Sterker nog, je mag blij zijn met een muziekcultuur die niet alleen voor verpozing of vermaak dient, maar die ook mensen geestelijk sticht en sterkt.
Wat echter opvalt, is dat het aanbod grosso modo tamelijk eenvormig is. Grosso modo, zeg ik bewust. Omdat er genoeg originele en waardevolle initiatieven te noemen zijn. Met eenvormig bedoel ik echter de trend -ik beperk me even tot de cd-branche- dat er vaak zo weinig afwisseling is te zien in opnamelocaties, liedbewerkingen en orgels.
Ik denk wel eens aan de koster van de Stephanuskerk in Hasselt. Hij moet de tel inmiddels kwijt zijn als het gaat om de mannenkoren die overal uit het land naar Overijssel trekken om in de beroemde kerk de psalmbewerkingen van Klaas Jan Mulder uit volle borst te zingen, begeleid door de vertrouwde klank van het Knolorgel, terwijl de microfoons hun werk doen.
Ik heb wel eens te doen met de machtige Hinz in de Bovenkerk van Kampen. Als het instrument vertellen kon, zouden de verhalen loskomen. Over de zoveelste jonge talentvolle organist die met de Toccata en Fuga in d van Bach plaatsneemt op de orgelbank, terwijl de opnameman beneden in de kerk de zoveelste opname van dit orgel maakt. Over de zoveelste improvisator die zich voor de cd uitleeft op de vier klavieren van het orgel. Over de zoveelste orgel- en samenzangavond die opgenomen moet worden op het zilveren schijfje.
Is het niet eens tijd een stop te zetten op de productie van meer-van-hetzelfde-cd’s? Dat een koor het leuk vindt om zijn verrichtingen voor intern gebruik vast te leggen, is begrijpelijk. Maar waarom moet die cd officieel op de markt gebracht worden? Dat een veelbelovend improvisator die naar Bolsward is afgereisd een opname voor zichzelf maakt, is natuurlijk prima. Maar voegt zo’n cd iets toe op de markt?
Misschien moeten koren en musici die van plan zijn een cd-opname te maken eerst eens een muziekcatalogus doorbladeren. En als ze dan nóg het idee hebben iets te kunnen toevoegen, laat ze dan een originele locatie zoeken en onbekend repertoire opnemen. Om marktvervuiling te voorkomen.
Jaco van der Knijff
Reageren aan scribent? beeldenstorm@refdag.nl