Meer koopzondagen, meer leegheid
De VVD voert actie tegen de aanscherping van de Winkeltijdenwet, die een oneigenlijk beroep op de uitzondering voor toeristische gebieden moet tegengaan (RD van 25 maart). Bert Klijs is juist bang dat er door de aangekondigde wetswijziging in de praktijk weinig verandert. Het ministerie moet actiever optreden tegen oneigenlijk gebruik van de wet.
Mark Rutte is goedgelovig. Dat bleek vorige week maandag toen hij op de televisie bij Pauw & Witteman de VVD-actie voor behoud van de koopzondag mocht toelichten. Hem werd gevraagd hoeveel gemeenten in Nederland nu echt toeristisch zijn. Honderdvijftig? Honderd? Vijftig? Rutte zat met z’n mond vol tanden.Met het aantal van 150 ging Witteman richting de 157 gemeenten (35 procent) die gebruikmaken van de toerismebepaling in de Winkeltijdenwet. Rutte gelooft kennelijk dat al die gemeenten zich aan de wet houden. Het is realistischer om te stellen dat een fors aantal gemeenten gewoon misbruik maakt van die toerismebepaling en daarmee de wet overtreedt.
Neem bijvoorbeeld Almere en Roosendaal, bepaald geen toeristische trekpleisters. Maar Almere kent tóch 52 koopzondagen. Volgens D66 is alleen al burgemeester Jorritsma een topattractie. Die opmerking destijds in de Tweede Kamer tekent de armoede in het denken.
In Roosendaal moest het FOC (factory outlet center) het in 2004 van wethouder Pelle (PvdA) doen met de maximaal toegestane twaalf koopzondagen. Juni vorig jaar besloot Pelle dat het FOC toch iedere zondag geopend mocht zijn. De reden? Na de raadsverkiezingen was er met een nieuw college (zonder het CDA) wél een meerderheid voor de wens van het FOC.
Politiek
De Roosendaalse Stichting Keerpunt was van meet af aan tegenstander van dat FOC, vanwege de verkeerde locatie (er is zelfs een beek voor verlegd), maar vooral toch vanwege de banale bevordering van de kooplust: geluk zit niet in spullen. Keerpunt kreeg inzake de 52 koopzondagen gelijk van de lokale bezwarencommissie, maar niet van B&W. Inmiddels loopt er een beroepszaak bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB).
Datzelfde CBB oordeelde vorig jaar: „Het zal moeten gaan om toeristische trekpleisters die, los van de gelegenheid tot winkelen, zelf in aanmerking te nemen mate toeristen naar de gemeente of delen van de gemeente trekt.” Vertaald naar Roosendaal: De grote stroom toeristen moet er al zijn, je mag geen 52 koopzondagen invoeren om de funshoppers bij het FOC van dienst te zijn.
Wethouder Pelle ziet dat anders. In dagblad BN/DeStem meldde hij donderdag dat hij er niets van zou begrijpen als het kabinet met een aanscherping van de toerismebepaling komt. „Met toerisme heeft dit niks van doen. De consumentenmarkt is in beweging. Consumenten vragen steeds meer om een combinatie van ontspannen en winkelen. De vraag is dus of je bij die ontwikkeling wilt aansluiten. Nóg zwaarder inzetten op de toerismebepaling zou onbegrijpelijk zijn. Als dat voorstel er komt, klinkt daar de echo van de ChristenUnie in door.”
Opmerkelijk genoeg wordt Stichting Keerpunt in haar visie gesteund door prof. mr. B. P. M. van Ravels, die als advocaat van de gemeente in het verweerschrift van B&W aan het CBB schrijft: „De stelling dat het besluit „geen juridische grondslag” heeft, is in zoverre juist dat het hier niet zozeer een rechtsvraag betreft, maar veeleer een politieke keuze.” Alles is politiek, maar politiek is niet alles, verzucht ik dan maar.
Geen keerpunt
Het is trouwens de vraag of de wetswijziging een echt keerpunt betekent. Op basis van het conceptwetsvoorstel is mijn conclusie: er verandert niet zo veel. Gemeenten moeten hun besluit dat ze toeristisch zijn goed motiveren, dat wel. Maar de minister van Economische Zaken is niet van plan om elk besluit tegen het licht te houden, laat staan terug te draaien. En van eerlijke concurrentie tussen grootwinkelbedrijven en de kleine zelfstandige ondernemer is ook dan geen sprake. Daarmee laat Den Haag de huidige rechtsongelijkheid en willekeur in stand.
Mijn suggestie zou zijn om aan een gemeentelijk koopzondagenbesluit een meldingsplicht te koppelen, in lijn met de methodiek van de Boswet: wie zwijgt, stemt toe. Als er drie maanden na het melden van zo’n besluit niets is vernomen van het ministerie, treedt dat besluit automatisch in werking. Dat geeft de minister gelegenheid om povere gemeentebesluiten terug te sturen. Dat lijkt me beter dan het aan burgers of bedrijven over te laten om naar de rechter te stappen.
Wetten zijn er om gehandhaafd te worden. Als men dat niet wil of niet kan, moet een wet afgeschaft of gewijzigd worden. Het maar op zijn beloop laten is zeer ongewenst.
De files op tweede paasdag „bij de IKEA’s en woonboulevards” waarnaar Rutte verwijst, zijn volgens mij een bewijs van de leegte in het leven van veel mensen. ”I shop therefore I am” (ik winkel dus ik besta) las ik op een bumpersticker. Dat moeten mensen zelf weten. Maar als de overheid die leegte gaat vullen met nog meer onwettige leegte c.q. meer koopzondagen, is dat dan de oplossing?
De auteur is juridisch adviseur van Stichting Keerpunt te Roosendaal.