Kerkelijk één zijn is interkerkelijk leven
„Blijf, ondanks het verval in onze kerken, deze toch liefhebben.” Die oproep deed ds. K. Visser, predikant te Barendrecht, zaterdag in Werkendam op de ontmoetingsdag van de stichting Bewaar het Pand binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken.
Ds. Visser refereerde aan Calvijn, die gezegd heeft: „Hoe treurig de toestand van de kerk ook is, des te minder moeten wij ons hart ervan aftrekken.” Hebben wij niet de neiging er juist afstand van te nemen, vroeg de predikant zich af. In zijn toespraak stond hij stil bij Psalm 102, waar staat dat de knechten van de Heere een welgevallen hebben aan haar stenen, en medelijden hebben met haar gruis. „De Heere zal Zich over Sion ontfermen, op grond van Zijn beloften, in de weg van het gebed en tot lof van Zijn naam”, aldus ds. Visser.Ds. M. C. Tanis, christelijk gereformeerd emeritus predikant te Werkendam, wees zijn gehoor op de eenheid in het licht van Schrift en belijdenis. Hij deed dat naar aanleiding van de geschiedenis van de Emmaüsgangers. „Ook na de verkondiging van het Evangelie van Pasen is er meer waarop we moeten letten”, zei hij. „Het gaat ook om de onderlinge houding en wat de Schrift ons daarvan aangeeft. Na Pasen gaat het ook over de vraag of we het met elkaar eens zijn in het licht van de Schrift en de belijdenis van onze vaderen.”
Eenheid noemde ds. Tanis de identiteit van de gereformeerde leer. „In Jeruzalem konden ze niet buiten elkaar. Ze zochten elkaar. Vertaald naar deze tijd: ze zochten elkaar, over kerkmuren heen. Met enige nuancering treffen we dat interkerkelijke in de geschiedenis van de kerk altijd aan”, aldus ds. Tanis. „Waar in Johannes 17 gesproken wordt over dat zij alleen één zijn, moeten we dat niet een-op-een overzetten op een kerkelijke denominatie. Er wordt interkerkelijk léven mee bedoeld. Elkaar verstaan, aanvaarden en naar elkaar luisteren, dat is de wortel der zaak.”
Volgens ds. Tanis konden de Emmaüsgangers niet loskomen van hun Voorwerp. „Dat uitzien naar Hem en het contact onder elkaar zou onder ambtsdragers meer gevonden moeten worden. Dat heeft zijn uitstraling naar de gemeente.”
”Geen herkansing, maar een hoopvol heden”. Dat was het thema waarmee ds. R. Kok, christelijk gereformeerd predikant te Urk, in de middagbijeenkomst uitleg gaf aan de tekst uit 1 Petrus 4:6: „Want daartoe is ook de doden het Evangelie verkondigd geworden (…), maar leven zouden naar God in de geest.” „Is er sprake van een herkansing als je als dode nog tot leven kunt komen?” vroeg ds. Kok zich af.
„Deze tekst moet zo verstaan worden dat aan de doden de verkondiging van het Evangelie is voorafgegaan. De doden uit het voorgeslacht vormen een tegenstelling tot de levenden”, aldus ds. Kok. „Het Evangelie doet zijn kracht, ook nadat Gods kinderen gestorven zijn. De Heere blijft leven geven, dwars door de dood heen. Dat is een hoopvol heden.”
In zijn slottoespraak op de ontmoetingsdag vroeg ds. C. P. de Boer, predikant te Werkendam, aandacht voor de vragen die de scheepslieden aan de voor God vluchtende Jona stelden. Jona geeft op alle vragen antwoord, behalve op de vraag wat zijn werk, wat zijn missie is. „Jona verzwijgt zijn missie en verzwijgt ook dat er voor de scheepslieden zaligheid te verkrijgen is. Jona moest van zijn Zender Ninevé het oordeel aanzeggen, terwijl hij weet dat God genadig en barmhartig is. Dat laatste gunt hij de inwoners van Ninevé niet. Daarom ontwijkt hij het antwoord op de vraag wat zijn missie is. Dat Jona op die vraag geen antwoord geeft, ontgaat de scheepslieden.”
Vervolgens legde ds. De Boer de vraag voor of er in de prediking van vandaag geluisterd wordt naar wat gezegd en ook naar wat niet gezegd wordt. „Is dat de zorg in eigen kring? En is dat de oorzaak dat er zo weinig ambtsdragers zijn? Grijpt het u niet aan dat de vraag naar onze missie op zo veel verschillende manieren beantwoord wordt, ook in onze kerken?” aldus de Werkendamse predikant.