Machtsverschil probleem in zending
De Gereformeerde Kerken vrijgemaakt stoppen met hun zendingswerk in Congo omdat de Congolese kerk niet meer wil samenwerken (RD van 17 maart). Volgens Wouter Rijneveld zijn dergelijke moeizame relaties geen uitzondering. Het is belangrijk om de spanning onder ogen te zien die kan optreden tussen economische machtsongelijkheid en evangelieverkondiging.
Wat in iedere discussie over dit onderwerp voorop moet staan, is de erkenning van gelijkheid en wederzijdsheid tussen de zogenaamde ”jonge kerk” en de zendende kerk of organisatie. Soms heeft de discussie echter een denigrerende en paternalistische ondertoon. De jonge kerken moeten nog veel leren en kunnen eigenlijk niet zonder het Westen. Ze begrijpen het blijkbaar nog niet helemaal.Wereldwijd gezien is het tegendeel waar. Het zwaartepunt van het christelijk geloof ligt allang niet meer in ons Westen. Veel niet-westerse kerken zijn zonder enige vorm van zendingswerk ontstaan en mogen zich met evenveel recht Bijbelgetrouw noemen als onze kerken. Dat betekent niet dat zendingswerk of opbouwwerk niet nodig zou zijn. Die noodzaak is er - in Nederland en elders.
Het zijn trouwens niet alleen jonge kerken die niet altijd gediend zijn van beter wetende buitenlanders. Ook in Nederland vinden we het moeilijk om de bijdrage van niet-westerse broeders te accepteren. Er zijn nog niet veel relaties tussen de gereformeerde gezindte en de immigrantenkerken in Nederland.
Veel zendingswerk is in de praktijk kerkelijk opbouwwerk. Soms ligt de nadruk sterk op de vorming van formele structuren en instituties. Niet zelden zijn die meer nodig en passend voor de westerse kerk dan voor de jonge kerk zelf, die hierdoor grotendeels kopie wordt van de westerse kerk. Ik houd geen pleidooi tegen structuren. Maar de vraag is: wiens structuren? Het komt zelfs voor dat ook de keuze van onderwerpen voor toerusting meer bepaald wordt door belangen of voorkeuren van de westerse kerk dan door belangen van de jonge kerk.
Ongezond
In ontwikkelingswerk is het algemeen geaccepteerd dat inzet van buitenaf moet leiden tot duurzame resultaten; het is niet de bedoeling dat resultaten van projecten na (geplande of onverhoopte) beëindiging als een kaartenhuis in elkaar zakken of mensen afhankelijker achterlaten in plaats van zelfstandiger en verantwoordelijker.
Bij zendingswerk is het doel in theorie ook vaak dat zelfstandige kerken ontstaan, maar in de praktijk wordt daar niet altijd van uitgegaan. Als er veel niet-passende westerse structuren zijn opgebouwd, kan het heel gezond zijn als er een eind of onderbreking komt aan zendingswerk. Een kerk krijgt dan hopelijk de kans om zelf te bepalen op grond van de Bijbel en onder leiding van de Heilige Geest wat wel en niet van belang is.
Veel van de spanningen tussen zendingsorganisaties en jonge kerken hebben te maken met sociale of economische projecten. Het is terecht dat zendingswerk oog heeft voor noden in een samenleving. Er zijn echter vraagtekens bij te zetten of dit type werk ook via kerkelijke structuren ter plaatse moet gebeuren; of het niet verstandiger -en duurzamer- is om dit via interkerkelijke, onafhankelijke organisaties te doen die specifieke expertise hebben voor ontwikkelingswerk. Er ontstaan dan ook minder ongezonde afhankelijkheidsrelaties en kerken hoeven minder westerse structuren te accepteren voor het ontvangen geld.
Gelukkig komt ook hier meer aandacht voor, bijvoorbeeld in het recente boek ”Zending zonder franje” van ds. J. Kommers. Door een dergelijke loskoppeling kunnen de spanningen tussen jonge kerken en zendingsorganisaties verminderen en worden machtsrelaties aan de kant van de jonge kerk minder gecentraliseerd.
Scherpe kantjes
Macht speelt sowieso een grote rol in relaties tussen zendingsorganisaties en kerken. De invloed van macht van zendingswerkers en van de macht van het geld dat zij vaak vertegenwoordigen, is erg groot. In ontwikkelingswerk is veel aandacht voor de cruciale invloed van machtsrelaties en worden cursussen aangeboden aan ontwikkelingswerkers om hen meer gevoelig hiervoor te maken.
Ook in zendingswerk wordt al zeventig jaar aandacht gevraagd voor de spanning tussen economische machtsongelijkheid en het verkondigen van het Evangelie. Veelal wordt wel erkend dat zendingswerkers de machtsafstand niet groter moeten maken dan nodig door een al te luxueuze levensstijl en dat ze rekening moeten houden met de effecten van geld. In de praktijk gebeurt het nog steeds dat de blanke zendingswerkers alle financiële touwtjes in handen hebben of fungeren als scharnier waar alle financiën om draaien.
De spanning tussen zendingsorganisaties en jonge kerken heeft ook een structurele oorzaak. Zendingsorganisaties zijn speciaal toegelegd op de uitbreiding van Gods Koninkrijk: een dynamische oriëntatie. Kerken zijn vaak allereerst bezig met zichzelf; gemeenteopbouw, ecclesiastische structuren, leiderschap: een meer statische oriëntatie. Het gaat niet om goed of fout. Beide oriëntaties zijn nodig, maar de dynamische zendingsoriëntatie en de statische ecclesiastische oriëntatie leiden in de praktijk tot spanningen. Het doel van zendingswerk is terecht verbreed van individuele bekering naar het ontstaan van zelfstandige kerken, maar de stap die nog maar weinig gemaakt wordt, is dat het doel wordt verbreed naar het planten en opbouwen van zendingsorganisaties.
Het is goed als er meer aandacht komt voor de scherpe kantjes van zendingswerk. Bij moeilijke relaties of vervroegde terugkeer van zendingswerkers wordt de schuldvraag vaak heel makkelijk beantwoord, waarbij niet zelden naar elkaar wordt verwezen. De praktijk is vrijwel altijd complexer - en menselijke zondigheid speelt vaak aan beide zijden een rol. Deze scherpe kantjes laten zien dat zendingswerk buiten het paradijs plaatsvindt en kunnen gezien worden als weerstand van een geestelijke macht die niet wil dat gezonde, zelfstandige kerken ontstaan als vrucht op zendingswerk.
De auteur was voor de Zending Gereformeerde Gemeenten werkzaam in Nigeria en werkt momenteel bij Woord en Daad. Hij schrijft dit artikel op persoonlijke titel.