Kritisch, maar toch orthodox
Leraren staan vaak kritisch in hun kerk, maar zijn orthodox in hun teruggrijpen op oude bronnen. Gereformeerd vrijgemaakte leraren zijn overigens vrijgemaakter dan ze zelf denken. En ze maken openlijker ruzie dan hun reformatorische collega’s.
Het zijn enkele conclusies van drs. A. de Muynck in zijn proefschrift over de spiritualiteit van leraren in het orthodox-protestantse basisonderwijs. De Muynck, lector aan hogeschool Driestar educatief in Gouda, verdedigt het proefschrift ”Een goddelijk beroep” op 10 april aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. „Tijdens mijn werk als orthopedagoog merkte ik dat leraren in moeilijke situaties vaker een verband leggen met hun levensbeschouwelijke overtuiging dan wanneer er geen problemen zijn. Vaak dacht ik: Hoe komt dat nou? Bij veel onderwijssituaties weten leerkrachten niet aan te geven waarom ze iets doen. De geestelijke werkelijkheid staat kennelijk los van de vraag hoe je werk verricht. Pas als het stroef gaat, gaan ze daarover nadenken en hebben ze steun aan hun overtuiging.De gesprekken met leraren vormden mijn denken over het onderwijs. Steeds meer ging ik beseffen hoe zwaar het beroep van leraren is -een continue interactie met kinderen-, terwijl ze toch vaak vol moed en energie zijn. Waar halen ze die vandaan? Dat bracht me bij twee bronnen: beroepsspiritualiteit -ze willen kinderen vormen- en religieuze spiritualiteit -hun eigen godsdienstige verworteling.”
Bijbelvertelling
Vier jaar lang werkte De Muynck aan zijn promotieonderzoek naar deze inspiratiebronnen. Op drie reformatorische en drie gereformeerd vrijgemaakte basisscholen voerde hij met in totaal twintig leerkrachten intensieve gesprekken en observeerde hij hen in de klas. „Het is een diepteonderzoek. Dat betekent dat niet statistisch is onderzocht of de conclusies representatief zijn voor de reformatorische en vrijgemaakte leraren. Wel komen uit de gesprekken overeenkomsten en verschillen in denkpatronen tussen beide groepen naar voren. Het gaat er niet om voor hoeveel procent van de leraren bepaalde conclusies geldig zijn; ik heb vooral de diepste beweegredenen van een aantal leraren uit beide groepen willen doorgronden. Voor de leraren zelf bleek dat ook heel leerzaam; daarom wil ik scholen soortgelijke gespreksrondes aanbieden.”
„Fascinerend” vond De Muynck het bijwonen en bespreken van Bijbelvertellingen. „Juist daar zag ik die twee soorten spiritualiteit bij elkaar komen: leraren hopen vurig dat het iets bij de kinderen achterlaat; tegelijkertijd merken ze ook dat ze er zélf iets aan hebben.”
Het uitgangspunt van een reformatorische leraar is daarbij heel anders dan van zijn gereformeerd vrijgemaakte collega, zegt de Goudse lector. „De reformatorische leerkracht heeft vaak veel vragen en gedachten over zijn eigen relatie met de Heere en hoopt dat zowel de kinderen als hijzelf iets van het Bijbelverhaal mogen leren. Voor zijn vrijgemaakte vakgenoot is dat helemaal geen vraag. Vanuit zijn verbondsvisie gaat hij ervan uit dat zowel hijzelf als de kinderen het heil bezitten. Zijn vertellen is dus voornamelijk het doorgeven van het feitelijke verhaal.
Op reformatorische scholen hechten leraren aan rust tijdens de Bijbelvertelling. Als die rust verstoord wordt, is het beslag volgens hen weg. Ze willen dat heilige moment graag vasthouden. Bij vrijgemaakte leraren is een Bijbelles helemaal niet zo anders dan andere vakken. Bij hen is hun overtuiging meer met al hun handelen in de klas verweven. Daar kunnen reformatorische leerkrachten van leren, want bij hen staat de geestelijke werkelijkheid nog te vaak los van de vraag hoe je werk doet.
Dat merk je ook bij problemen. Vrijgemaakten hebben met meer vanzelfsprekendheid een „lijntje naar boven”, zoals een van de leerkrachten het uitdrukte. Reformatorische leraren hebben de neiging problemen zelf op te lossen. Dat laatste geldt overigens niet voor de leraren die door beproevingen heen zijn gegaan en die ervaren hebben dat de Heere helpt.”
Uitvechten
De Muynck constateerde klimaatsverschillen tussen de beide zuilen. „Reformatorische leraren -hun gemiddelde leeftijd ligt lager dan die van hun gereformeerd vrijgemaakte collega’s- hebben meer de neiging onderdanig te zijn aan elkaar en aan de schoolleiding. Vrijgemaakten komen eerder op voor hun eigen gelijk. Conflicten spelen zich in reformatorische kring vaak subtiel en bedekt af. Vrijgemaakten maken openlijker ruzie; ze vechten een conflict echt uit.”
Het verschil in cultuurmijding is minder groot dan De Muynck dacht. „Een vrijgemaakte leraar bespreekt rustig de voetbaluitslagen tijdens een klassengesprek. Dat zal zijn reformatorische collega niet op die manier doen. Vrijgemaakten zijn echter minder hedonistisch dan in reformatorische kring wel eens gedacht wordt.”
Beide groepen ondergaan invloed van de evangelische beweging. „Bij reformatorische mensen leidt dat soms tot andere opvattingen over heilszekerheid. Bij de vrijgemaakten is er door de evangelische invloeden aandacht voor gevoel en beleving gekomen. De vrijgemaakte cultuur is in de achterliggende jaren in haar aard echter minder veranderd dan wel eens verondersteld wordt. Het is een heel ander type beleving dan de bevinding in reformatorische kring. Bij reformatorische mensen ligt het accent op het zoeken naar het heil. Die vraag speelt bij vrijgemaakten nog steeds niet. Hun verbondsopvatting zit zo diep, dat de evangelische beweging er geen vat op heeft. Meer beleving betekent voor vrijgemaakten dat ze meer „plezier in God” willen hebben, zoals ze dat zelf soms zeggen. Daarom luidt een van mijn stellingen dat de vrijgemaakten ondanks alle veranderingen in hun kring nog altijd vrijgemaakter zijn dan ze zelf denken.”
Leraren praten onderling meer als er verschillen zijn in bijvoorbeeld kerkelijke achtergrond, constateert de promovendus. „Enige variatie is goed, want dat bevordert het gesprek over wezenlijke zaken. Diversiteit onder de leerlingen, die er met name op reformatorische scholen is, leidt ertoe dat de leerkrachten voorzichtiger zijn en zich oefenen in respect voor kleine verschillen.”
Ontlezing
In zijn proefschrift constateert De Muynck: „Gebleken is dat iedere leerkracht een uniek evenwicht vindt tussen de loyaliteit aan het gedachtegoed van de zuil en de kritiek daarop. Reformatorische leerkrachten lijken terughoudender in het leveren van openlijke kritiek dan hun gereformeerd vrijgemaakte collega’s.”
Leraren worden nogal eens gezien als mensen die erg kritisch zijn ten opzichte van hun kerk en hun zuil, constateert de promovendus. „Dat is ook wel zo. Anderzijds zijn hun gedachtepatronen heel orthodox: ze gaan vaak niet te rade bij mensen buiten de eigen kring, maar bestuderen vooral hun eigen wortels. Wat ze in de Bijbel en bij bepaalde auteurs uit vroeger eeuwen tegenkomen, is volgens hen niet altijd hetzelfde als wat ze ’s zondags van de kansel horen. Dat leidt dan tot een stellingname die door hun achterban niet als orthodox gezien wordt.
In het algemeen valt het me overigens op hoe weinig leerkrachten in het basisonderwijs lezen. Een kleine minderheid is breder geïnteresseerd, maar de grote meerderheid bestaat uit doeners; ze lezen erg weinig. In het voortgezet onderwijs ligt dat mogelijk anders. Voor de pabo’s ligt hier een grote taak; zij moeten aankomende leraren een nieuwsgierige houding proberen bij te brengen.”
Drs. A. (Bram) de Muynck (46) was orthopedagoog bij de reformatorische schoolbegeleidingsdiensten BGS en DGS en docent pedagogiek aan hogeschool de Driestar in Gouda. Sinds 2003 is hij bij Driestar educatief werkzaam als lector onderwijs en identiteit. Zijn onderzoeksprogramma richt zich op de vorming van de christelijke leraar.
Archief
Tijdens zijn onderzoek naar de historische ontwikkeling van het reformatorisch en het gereformeerd vrijgemaakte onderwijs stuitte De Muynck op een lacune: een deugdelijk archief ontbreekt. „Het is hoog tijd dat er een stichting komt die daar wat aan doet.”
Een goed archief legt de basis voor historisch onderzoek. Dat is volgens de promovendus om twee redenen van belang: „Binnen de scholen moet zowel de eigen ontwikkeling als het gedachtegoed van oude pedagogen niet vergeten worden. Daarnaast biedt de totstandkoming van het eigen onderwijs inzicht in de vorming van de eigen zuil.”