Binnenland

Reikhalzen naar thuiskomst

Nederlandse militairen die naar de Afghaanse provincie Uruzgan worden uitgezonden, verblijven in de regel enkele maanden in de woestijn, ver weg van hun geliefden in Nederland. Wat betekent dat in de praktijk van alledag voor het thuisfront? Twee ouderparen en een echtgenote vertellen over hun ervaringen en hoe zij reikhalzend uitzien naar de thuiskomst van hun geliefde.

Jacob Hoekman, Bert Monster en Rens Vogelaar
28 March 2008 10:56Gewijzigd op 14 November 2020 05:40

„Lastig communiceren” De ouders van Mart-Jan (21) kijken uit naar de dag, over een paar weken, dat hun zoon, korporaal 1 bij de luchtmobiele brigade, terugkeert uit Uruzgan. „Als jochie liep hij al in een soldatenpakje rond.”

In november vorig jaar vertrok Mart-Jan naar de Afghaanse provincie Uruzgan. Als lid van de mortiercompagnie is de jonge Nijkerker actief betrokken bij gevechtsacties tegen de taliban.

De missie van hun zoon is zeker niet zonder gevaren, zo beseffen zijn ouders. Ze hebben hem echter niet tegengehouden voor het leger te kiezen. „Als jochie liep hij al graag in een soldatenpakje rond”, aldus zijn vader, die hervormd predikant is in Nijkerk. „De krijgsmacht heeft hem altijd aangesproken.”

Hoewel beide ouders achter de keuze van Mart-Jan staan, hebben ze ook hun zorgen over welke invloed de sfeer binnen de krijgsmacht heeft op hun zoon. Zijn vader: „Het enige dat we hier voor hem kunnen doen is bidden. Pleiten op de belofte uit de doop. We sturen hem regelmatig kaarten, versnaperingen en lectuur, ook geestelijke. Wij, en ook Mart-Jan, ervaren veel meeleven vanuit de gemeente.”

Tweede paasdag

De Nijkerkse predikant wijst erop dat de context waarin de militairen in Uruzgan opereren, totaal anders is dan in Nederland. „Op tweede paasdag hadden we Mart-Jan nog aan de telefoon. Ze waren net terug van een opdracht „ergens” in de woestijn. Gaandeweg het gesprek kwam hij er plotseling achter dat het tweede paasdag was. Hij was het glad vergeten. Het werk daar gaat gewoon door.”

Tot grote vreugde van zijn ouders belt Mart-Jan regelmatig met het thuisfront. Het zijn gesprekken die meestal oppervlakkig blijven, maar waarbij ze wel even zijn stem kunnen horen. Volgens zijn moeder is Mart-Jan niet zo’n prater. „Soms moet je de woorden uit hem trekken. Dat maakt het communiceren met onze zoon soms best lastig.”

Daar komt volgens haar bij dat de jonge Nijkerker nauwelijks tot niets mag zeggen over de details van de gevechten waarbij hij betrokken is. Hoewel ze snapt dat militairen uit het gebied geen details naar buiten mogen brengen vanwege de veiligheid, steekt het haar dat de gesprekken soms noodgedwongen slechts over koetjes en kalfjes gaan. „Hij mag ons pas vertellen over zijn belevenissen als hij weer thuis is.”

Schooltje

Mart-Jans vader vindt het via de telefoon „lastig communiceren” met zijn zoon. „Het gaat vaak over het weer en over hoe het thuis gaat. Pasgeleden vond ik hem erg stil aan de telefoon, maar wat daar echt achter zit krijg je niet te horen. Was het misschien een gevaarlijke missie, of loopt hij ergens mee?”

„Het is hier nu rustig, we zitten weer op kamp Holland”, antwoordde hij me pasgeleden op mijn vraag hoe het met hem ging. Met andere woorden: het was even heftig, maar het gaat nu wel weer. Als ouder van je kind zou je zo graag willen weten wat hij heeft moeten doormaken. Ook Mart-Jan heeft een ziel voor de eeuwigheid. Dat houdt me erg bezig. Ik kan mijn kind nergens bewaren. Alleen de Heere kan dat.”

Hoewel ze hun zoon steunen, trekt het predikantenechtpaar het nut van de missie in Uruzgan in twijfel. „Ze bouwen ergens een schooltje op en elders wordt er weer eentje kapotgeschoten of afgebroken”, zegt Mart-Jans vader. „Bovendien is er een voortdurende stroom van nieuwe opstandelingen vanuit Pakistan”, vult zijn vrouw aan. Hoe haar zoon er zelf tegen aankijkt? „Geen idee. We hopen dat hij daar bij terugkomst nog iets over gaat zeggen.”



„We missen hem heel erg” Voor de ouders van korporaal Danny (22) is het aftellen: eind april hoopt hij terug te komen. Op een week na is hij dan vijf maanden in Uruzgan geweest. „We missen hem heel erg.”

Toen Danny twee jaar geleden beroepsmilitair werd, wist hij dat uitzending naar het buitenland tot de mogelijkheden behoorde. „Daar moet je voor tekenen”, zegt zijn moeder. „Voor Danny was het een uitdaging, maar hij realiseerde zich goed dat hij naar een gevaarlijk land zou gaan, en ook vanwege het gemis van zijn thuis was hij terughoudend. Hij laat het maar een beetje over zich heen komen.”

Afgelopen zomer hoorde de Apeldoornse militair -zijn achternaam mag om veiligheidsredenen niet in de krant- dat hij naar Afghanistan moest. Als monteur verzorgt hij daar het onderhoud en de reparatie van rupsvoertuigen. „Het materieel heeft er veel te lijden van hitte en stof.”

Voorafgaand aan het vertrek op 6 december vorig jaar werd hij grondig voorbereid. Ook het thuisfront kreeg een toerustingsdag en sinds Danny’s bataljon vertrokken is, is er voor de verwanten elke maand een soortgelijke dag.

„We hebben er van alles gehoord en gezien over het gebied waar ze naartoe gegaan zijn, maar toch is het niet in te beelden hoe het daar is. Ik zou er wel eens een week naartoe willen om me er werkelijk een voorstelling van te kunnen maken”, aldus Danny’s moeder in haar huis in Lieren, een dorp vlak bij Apeldoorn.

Aftellen

Danny is gestationeerd in Kamp Holland. „Daar heeft hij zijn werk; hij komt gelukkig niet buiten het kamp.”

Zijn ouders en zussen bleven achter. „Het is niet leuk”, zegt Danny’s moeder. „Danny is iemand die thuis gemakkelijk en gezellig is. We missen hem heel erg. Hij is onze enige zoon en mijn man maakte lange werkdagen, dus Danny deed veel op onze hobbyboerderij.

De eerste weken had ik het heel moeilijk. Ik vond het eigenlijk vervelend als mensen ernaar vroegen, omdat ik dan emotioneel werd. We leefden toe naar de dag dat de helft van de uitzendperiode om was. Daarna begint het aftellen en begin je over zijn terugkomst na te denken. Gelukkig woont hier vlakbij een kennis van wie de man al voor de derde keer uitgezonden is. Met haar kan ik heel veel delen.”

Dagelijks heeft de militair via MSN contact met zijn ouders en zussen. „Over de uitzending en de gebeurtenissen in en rond het kamp mag hij niets vertellen. Het blijft daardoor wel wat aan de oppervlakte. Wij vertellen hoe het hier is en proberen een beetje te peilen hoe hij zich voelt. Het nieuws uit Uruzgan volgen we met extra aandacht.

Toen in de nacht van 12 op 13 januari twee Nederlandse en twee Afghaanse militairen omkwamen door eigen vuur, waren we wel van slag: je zou zo’n bericht maar thuiskrijgen. Soms lezen we berichten over het gebied en vragen we hem: Weet jij dat ook? Is dat bij jou in de buurt? Maar dan houdt hij zich op de vlakte, of hij zegt: U moet niet alles geloven.”

Veel meeleven

Het gezin krijgt veel meeleven uit de familie en de kerkelijke gemeente. „De dominee is op bezoek geweest voordat Danny vertrok en bidt vrijwel elke zondag voor de militairen in Uruzgan. Danny is niet de enige uit onze gemeente die daar zit. In het meeleven zit wel verschil. Er zijn ook mensen die uit beleefdheid iets vragen, maar dan al heel snel verder ratelen. Dan denk ik: nou ja, laat maar.”

Inmiddels zit het grootste deel van de uitzendperiode erop. Nog vier weken te gaan. „We zien ernaar uit dat Danny weer thuiskomt.”


„We msn’en in geheimtaal”

Nog een week, dan landt Henk (25) uit Amersfoort weer op Eindhoven. Zijn tweede missie in Uruzgan zit er bijna op. Zijn vrouw Angélique (23) streept de dagen af. „De tranen zullen wel weer vloeien, van de zenuwen en van blijdschap.”

Er zijn dagen dat ze het zeker weet. Henk zal nooit meer thuiskomen. „Dat overkomt me vooral ’s avonds en ’s nachts. Dan lig ik te piekeren: hoe zal het straks moeten, zonder hem? Dan probeer ik zo veel mogelijk afleiding te zoeken, bijvoorbeeld door iemand te bellen.”

Het grootste gevaar voor de troepen in Uruzgan vormen de missies buiten de poort van het kamp. Bermbommen kunnen overal liggen, de taliban kunnen een aanval op de Nederlandse troepen uitvoeren. De achterliggende 4,5 maand was Henk, korporaal 1 bij de infanterie en PTLS’er (een geneeskundige functie), regelmatig buiten die relatief veilige poort te vinden. Dan is contact met het thuisfront, vooral via MSN, een stuk lastiger.

„Als hij de poort uitgaat, mag hij niet zeggen voor hoe lang dat is”, zegt Angélique. „Dan msn’en we in geheimtaal, door bijvoorbeeld het huisnummer bij het aantal dagen op te tellen. Dan weet ik in elk geval op welke dag hij weer veilig terug zou moeten zijn in het kamp. De onzekerheid in de tussenliggende dagen is het ergst. En als ik op de uitgerekende dag niks hoor, schiet ik echt in de stress.”

Begraven

Angélique en Henk trouwden vorig jaar. Kort daarvoor was Henk ook al op missie in Uruzgan. „Het afscheid was toen gigantisch emotioneel. Toch was die eerste keer voor mij makkelijker, al was de missie achteraf gevaarlijker dan ik dacht. Nu is Henk mijn man. Ik heb het idee dat ik zijn afwezigheid daardoor ditmaal nog heftiger beleef.

We weten dat het mis kan gaan, er zijn immers meer jongens overleden. Als je daarover nadenkt, krijg je het koud. Wel hebben we samen veel over die dingen gesproken. Defensie dringt daar ook op aan. Wat als hij overlijdt? Waar kun je bepaalde spullen vinden? Hoe wil hij begraven worden? Daar spreek je normaal niet zo snel over. Wij hebben dat wel gedaan, en dat vond ik best heftig.

Dat wij beiden christen zijn, maakt het anders. Voordat Henk wegging, kwam de predikant op bezoek. De meeste zaken hadden we toen wel geregeld. Hij vroeg aan Henk: Maar is het met jou ook geregeld? Als je jong bent, denk je veel te weinig over dat soort dingen na.”

De steun vanuit de kerk, de hersteld hervormde gemeente van Soest, heeft Angélique ervaren als een warme deken. „Ik heb kaartjes gekregen en er is voor mijn man gebeden. Dat is heel bijzonder. Zelf heb ik de mogelijkheid van het gebed ook als steun ervaren, maar eerlijk gezegd niet altijd. Soms ben ik boos, en boos bidden werkt niet. Maar als ik dan iemand hoorde zeggen hoe vreselijk het is om helemaal alleen achter te blijven, dacht ik: nee, zo is het niet. Ik denk dat je mag beseffen dat God helpt.”

Chips

Henk is dezer dagen steeds aanwezig in Angéliques gedachten. „Ik denk ieder uur wel aan hem. Als ik aan het werk ben is dat misschien iets minder, maar ook dan denk ik: waar zou hij nu mee bezig zijn? En als ik in de supermarkt loop, denk ik: o ja, deze chips lust Henk graag.”

Mag hij in de toekomst nog een keer op missie van zijn vrouw? „Ik weet het niet. Hij is al drie keer geweest, maar er zijn er ook die al vier of vijf keer zijn gegaan. Voorlopig wil ik het in ieder geval niet meer. En mochten er kinderen komen, dan wil ik het sowieso niet meer. Ik wil geen papa op uitzending. Als ik zie hoe zwaar ik het nu soms heb gehad, lijkt me dat echt veel te heftig.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer