Arabische Liga: soennieten versus sjiieten
De top van de Arabische Liga komend weekend in de Syrische hoofdstad Damascus is in jaren niet zo beladen geweest. Soennitische en sjiitische landen staan lijnrecht tegenover elkaar. De regio lijkt zich steeds meer langs deze confessionele lijnen in tweeën te splitsen. Nu de Libanese regering dinsdagavond aankondigde de top te boycotten, lijkt de kans op succes minimaal.
Het is in ieder geval zeker dat de Iraanse president Mahmud Ahmadinedjad zijn opwachting zal maken op de jaarlijkse top, die dit jaar in Damascus wordt georganiseerd. Het bezoek is bedoeld als steun in de rug voor Bashar al-Assad, de Syrische president die steeds verder geïsoleerd raakt. Ook VN-secretaris-generaal Ban Ki Moon is van plan te komen. Ban maakt er geen geheim van dat hij ernstig bezorgd is over de ontwikkelingen in het Midden-Oosten.Het bezoek van de Iraanse president is eveneens een signaal om de steeds prominentere rol van de -sjiitische- Iraans-Syrische as in het Midden-Oosten te onderstrepen. De twee landen willen laten zien dat ze niet bezwijken onder de Amerikaanse en westerse druk. Zo willen ze zelf een koers kunnen bepalen in het sektarisch verdeelde Irak en de almaar voortdurende politieke crisis in Libanon.
De soennitische en sjiitische verdeeldheid is zo groot dat de deelname van Saudi-Arabië en Egypte in de afgelopen weken op het spel stond. Saudi-Arabië, dat in eerste instantie weigerde op de uitnodiging in te gaan, zal toch met een lichte delegatie van de partij zijn. De Saudische koning en de minister van Buitenlandse Zaken komen in ieder geval niet. Ook de Jordaanse koning en de Egyptische president Hosni Mubarak togen niet richting de Syrische hoofdstad. De drie soennitische landen zijn ontstemd over de rol van Syrië en Iran in de politieke crisis in Libanon.
Er is dit weekend genoeg te bespreken in Damascus. Zo dient de balans van vijf jaar Amerikaanse aanwezigheid in Irak te worden opgemaakt en zal het slepende conflict in de Palestijnse gebieden eveneens onderwerp van gesprek zijn. Ook dient de crisis in Libanon dringend te worden opgelost. De schuld van de politieke malaise in dat land wordt door Saudi-Arabië, Egypte en Jordanië volledig bij Syrië en Iran neergelegd.
Libanon -het land waar Syrië drie decennia de dienst uitmaakte- verkeert in de ernstigste politieke crisis sinds het einde van de burgeroorlog, die van 1975 tot aan het begin van de jaren ’90 duurde. De rivaliserende kampen kunnen het maar niet eens worden over een opvolger van president Emile Lahud, die in november terugtrad.
De sjiitische parlementsvoorzitter, Nabih Berri, stelde begin deze week de zitting van het parlement waarin een nieuw staatshoofd wordt gekozen voor de zeventiende keer uit. Het land wordt al ruim anderhalf jaar niet meer behoorlijk bestuurd. Dat de situatie nog altijd uiterst gespannen is, bleek tweede paasdag. Hezbollahleider Hassan Nasrallah sprak via een videoboodschap tienduizenden betogers in Zuid-Beiroet toe. Zijn dreigende woorden waren vooral richting buurland Israël gericht. Nasrallah beschuldigde het buurland van de aanslag op Hezbollahveteraan Imad Mughniyah; vorige maand in Damascus. Israël dient zich voor te bereiden voor het ergste en zal van de kaart worden geveegd, aldus Nasrallah in zijn toespraak.
De Libanese problemen zijn typerend voor de confessionele verdeeldheid in de regio. De Libanese oppositie -voor het grootste deel bestaande uit sjiieten- krijgt achter de schermen opdrachten van Iran en Syrië. Terwijl de zittende regering van de soennitische premier Fuad Siniora -door de oppositie als illegaal beschouwd- steun en advies krijgt van Saudi-Arabië, Egypte en Jordanië. Deze landen worden op hun beurt weer gesteund door de Verenigde Staten.
De ellende in het land van de ceder begon in november 2006 met het opstappen van zes pro-Syrische ministers uit het kabinet van Siniora. Sinds dat moment noemt de oppositie de regering illegaal, omdat met de boycot een hele geloofsgroep -de sjiieten- van de besluitvorming is uitgesloten. Sinds november vorig jaar kibbelen de partijen ook nog eens over de vraag wie de nieuwe president moet worden. Het kamp van Siniora wil een onafhankelijke kandidaat, terwijl de oppositie van Berri en Nasrallah iemand willen die op voorhand trouw zweert aan Syrië en Iran.
De oppositie doet er sindsdien alles aan om het landsbestuur de dwarsbomen. Gewelddadige demonstraties en de bezetting van het oude stadscentrum zijn daar enkele voorbeelden van. Omdat de eerdergenoemde landen het in het afgelopen jaar zowel voor als achter de schermen niet eens konden worden, blijft de situatie vooralsnog onveranderd. En daar kan een Arabische topconferentie waar delegaties van gewicht ontbreken, in dit stadium maar weinig aan veranderen.