Vleselijk
„… dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde.”
Romeinen 7:14De onherboren mens komt zolang hij leeft niet tot vernedering om God de eer te geven en zichzelf van boosheid te beschuldigen. Integendeel, hij beeldt zich in dat zijn zaken er goed voor staan. Wanneer zijn geweten hem zijn zonden in gedachten brengt, of als de spiegel van Gods wet hem beschuldigt, zal hij evenals Adam zijn misdaden met vijgenbladeren van uitvluchten bedekken.
God verzoekt niemand tot zonde of ongerechtigheid, maar de drift van de boze begeerlijkheden voert iemand weg als een wind en verleidt hem tot overtreding. Dewijl de mens niets anders is dan een enkele samenknoping van ongerechtigheid, zo zijn zelfs die middelen die hem dienen tot schrik voor de zonde een oorzaak van meer overtreding. En dat, al laat God zijn wet als een volmaakte regel des levens prediken, zodanig dat hij daaruit zijn zonden zou kennen. Zo zal zijn meester, de zonde, wiens slaaf hij is, hieruit oorzaak nemen om alle begeerlijkheden in hem uit te werken, zodat die wet, die heilig en rechtvaardig is, hem dient om bovenmate te zondigen.
Dit ondervond de apostel een waarheid te zijn door de strafpredicatie van Gods wet. Die ging samen met een bijzondere, krachtige werking van de Heilige Geest om zijn stenen hart te vermorzelen met een oprechte droefheid naar God.
Samuel Scherphof,
predikant te Zuidland
(”Zelf-strijd van Paulus”, 1668)