Basra: Iraks wilde zuiden
Toen aanhangers van Saddam Hussein na diens val in 2003 in Basra werden vermoord, leek het geweld er nog overzichtelijk. Zo overzichtelijk dat de meeste aandacht voor gewelddaden lange tijd naar de soennitische extremisten in het noordwesten van Irak en naar Bagdad is uitgegaan. Maar toen de Britten zich in september uit het strijdtoneel terugtrokken, lieten zij de stad in wanorde achter. De regering al-Maliki in Bagdad poogt nu greep op het losgeslagen maar cruciale Basra te krijgen.
Basra is een stad van 1,8 miljoen inwoners en het centrum van de belangrijkste olievelden van Irak. Het is er al drie jaar een anarchie. Misdadigers, politici, lokale sjeiks, corrupte politiemensen en zakenlieden houden zich met gewapende groepjes onder verschillende vaandels bezig met onder meer de smokkel van de dure delfstof uit de streek, olie, of het verwerven van macht.Over de gewelddaden zijn weinig statistieken. Een politieman sprak recent in Britse media over zeker zeven moorden per dag in de stad alleen al. Ruim twee jaar geleden vielen er aanzienlijk meer slachtoffers in de stad.
Veel bendes en milities zijn verbonden met politieke bewegingen zoals het in Basra grote Mahdi Leger van de politicus en sjiitische geestelijke Moqtada al-Sadr. Naar schatting bijna 15.000 leden zijn actief in of rond Basra. Het Mahdi Leger is opgebouwd uit kleine plaatselijke eenheden die soms een eigen agenda hebben.
Maar er zijn ook milities van de sjiitische Hoge Raad voor Islamitische Revolutie in Irak en de partij Fadillah die een afsplitsing is van al-Sadrs beweging. Fadillah verwierf het gouverneurschap van de provincie Basra en heeft het daar eerder veel aan de stok gehad met het Mahdi Leger. De Fadillah claimt als sterke partij in de streek veel meer zeggenschap over de olie.
Verder zijn bij de politie veel mensen in dienst die ook lid zijn van een partijmilitie. Dat leidt tot uiterst corrupte politie-eenheden die zich weinig bezighouden met hun eigenlijke taken. Een regeringsfunctionaris van de Southern Oil Company omschreef de situatie als „volslagen krankzinnig, er rolt een hoop geld door Basra en iedereen met een wapen meent daar recht op te hebben".