Geef raad
Met deze vraag geeft de stokbewaarder zijn grote onkunde te kennen. Hij weet niet wat hij moet doen. Het is wel waar dat hij als heiden, bij het licht van de rede, niet letterlijk, ja, onmogelijk de weg der zaligheid weten kon. „Hoe zullen zij in Hem geloven van Welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen, zonder die hun predikt” (Romeinen 10:14)?
Zo iemand letterlijk van de weg gehoord zou hebben, nochtans is hij geestelijk blind. Hij moet zover komen, als hij behouden wil worden, dat hij het bij zijn eigen verstand moet opgeven, en moet leren dat de Heere Zelf zijn leermeester moet zijn. De stokbewaarder was ten volle overtuigd dat zijn wereldse vrienden hem hierin geen onderricht konden geven. Daarom ziet hij van allen af en wendt zich tot de gevangenen Paulus en Silas, voor welke hij grote hoogachting had als leraars van de waarheid en dienaren van de allerhoogste God.Daarom vraagt en verzoekt hij hen dat zij hem in zijn grote onkunde en radeloosheid toch willen leren wat hij moest doen om van het eeuwig verderf bevrijd te worden en tot de ware zaligheid te komen. Het was geen vraag om zomaar te vragen, het was een ernstige vraag. De grootheid van zijn verlegenheid en de begeerte die hij had om behouden te worden, verlangden naar een goede raad.
Jesaias Hillenius, predikant te Drachten (”Enige keurstoffen”, 1755)