In de brief stelt het moderamen dat er, zonder dat de film er is, in Nederland een sfeer geschapen wordt van „onrust, angst en mogelijke bedreigingen.” De kerk erkent dat vrijheid een groot goed is. „Wij hebben de vrijheid hoog te houden; niet alleen de vrijheid van godsdienst, ook de vrijheid van meningsuiting.” Het synodebestuur vindt echter dat het recht op vrije meningsuiting niet mag leiden tot een oproep van haat „tegen mensen van een ander ras of geslacht, dan wel tegen hen die een andere religie aanhangen. Wij roepen op om te bedenken wat de maatschappelijke gevolgen zijn van allerlei uitgesproken opvattingen.” De leiding van de Protestantse Kerk brengt daarbij een „aantal belangrijke aanwijzingen” van de apostel Paulus in herinnering die deze schrijft in Filippenzen 4:8-9.Het synodebestuur roept kerken op contact te zoeken met „de moslimgemeenschap ter plaatse” en verwijst in dat verband naar een oproep van de Indonesische Gemeenschap van Kerken. Die wees op de grote gevolgen die de film van Wilders kan hebben „voor het samenleven van moslims en christenen hier en wereldwijd.”

De brief eindigt met een oproep tot voorbede „voor hen die regeringsverantwoordelijkheid dragen.”