Amsterdams museum brengt eerbetoon aan de kuiper
Het beroep van kuiper, of tonnenmaker, bestaat in Nederland al jaren niet meer. Maar in de tijd dat Amsterdam nog gold als het handelscentrum van de wereld, was de tonnenindustrie een grote werkgever voor inwoners van de hoofdstad. Totdat plastic en metaal de houten ton vervingen, was de kuiper een vakman.
Wie alles over het beroep te weten wil komen, kan al langer terecht in het Kuiperijmuseum in Amsterdam. Dat opende woensdag een video–expositie die de bestaande tentoonstelling nog meer luister moet geven. De Amsterdamse wethouder Carolien Gehrels (cultuur) opende de tentoonstelling met een druk op de afstandsbediening.Het Kuiperijmuseum ligt pal naast een andere, typisch Hollandse bezienswaardigheid: de Molen van Sloten, een eeuwenoude windmolen die zich nog grotendeels in de orginele staat bevindt. „Zonder molens en zonder tonnenmakers was Amsterdam nooit geworden wat het nu is", lacht Ko Kuiper, directeur van beide musea. Molens maalden het land immers droog en met de tonnen vervoerde de VOC haar waren over alle wereldzeeën.
„Een uitstekende combinatie voor wie geïnteresseerd is in onze geschiedenis", vindt Kuiper. „Toeristen weten ons museum in toenemende mate te vinden, meer dan de Amsterdammers zelf eigenlijk. Jaarlijks krijgt het museum ongeveer 17.000 gasten te verwerken. En het bezoekersaantal blijft stijgen".
Het museum heeft een oud–kuiper, de heer Barnhoorn, in dienst om het materiaal in het museum te onderhouden. Hoewel hij zijn ambt eigenlijk al jaren geleden heeft opgegeven, komt er een enkele keer nog wel een opdracht binnen. „De tonnen die op de replica van het VOC–schip Batavia in Amsterdam liggen, heb ik gemaakt". Zo blijft de kuiper ook vandaag de dag zijn bijdrage leveren aan het aanzien van de stad.