Jongeren als norm
„Waarom is in dit land iets altijd waardevoller als er ook jongeren in participeren?” vraagt Boudewijn Geels zich in HP/De Tijd af. Uitstekende vraag tijdens de Boekenweek, nu iedereen tien dagen lang verplicht nadenkt over de ouderdom. Je kunt geen boekhandel binnenlopen of stapels met ”De heimweefabriek” en ”Het Methusalem mysterie” grijnzen je aan, het hoofd van Bernlef prijkt op allerlei aanplakborden en overal worden lezingen gehouden over de kunst van het ouder worden. Onmogelijk om níét bezig te zijn met rimpels, vergrijzing en vergeetachtigheid.
Niettemin heffen diverse critici in diverse bladen een klaagzang aan over de keuze van zo’n belegen thema: is dit nu een onderwerp dat jongeren aanspreekt, dat kan helpen om jongeren weer aan het lezen te krijgen? Niet bepaald jong & dynamisch - en dat is toch de norm!Renate Dorrestein, schrijfster van het Boekenweekessay, wordt er in Vrij Nederland indringend op bevraagd. Haar reactie: „Het is allemaal gekomen, denk ik, door die ontzettende verheerlijking van de jeugd. Dat hoort natuurlijk heel erg bij mijn generatie. Toen wij achttien waren, was het motto Forever Young. (…) De ouderdom werd inferieur verklaard en de jeugd superieur. Daarmee hebben we een tweekoppig monster geschapen: als je het primaat verleent aan de jeugd, dan zal de jeugd die na jou komt dat uiteraard met beide handen grijpen.”
Nu kun je als reformatorisch christen denken: Dat is typisch een probleem van al die Amsterdamse auteurs en intellectuelen en mediamensen, maar wij in de biblebelt hebben daar geen last van. Seculiere schrijvers zijn altijd aan het worstelen met generatiekloven, literaire vadermoorden, onverwerkte jeugdtrauma’s en met ouderlijke waarden en normen. Maar gewone, kerkelijke mensen doen niet aan verheerlijking van de jeugd.
Toch is het veelzeggend dat ook in allerlei romans van onverdacht reformatorische schrijvers de generatiekloof tussen ouderen en jongeren onveranderlijk een grote rol speelt. Aan de ene kant heb je de auteurs die een bekeerde opa, oma, vader of moeder als lichtend voorbeeld opvoeren. De kinderen en kleinkinderen zijn zo ver nog niet en vragen zich af of ze ooit zo ver komen. Aan de andere kant zijn er de schrijvers bij wie een mens juist niet oud en ervaren hoeft te zijn om iets van het leven met God te kennen. In hun verhalen spreken jongeren -hoe voorzichtig ook- juist vrijmoediger en bewuster over het geloof dan hun tobberige, negatief doende ouders.
Dat weerspiegelt precies de problemen van de huidige reformatorische wereld. Aan de ene kant berust de macht nog altijd voor een aanzienlijk deel bij een select gezelschap van veelal oudere mannen die hun gezag weliswaar zien afbrokkelen maar het nog allerminst prijsgeven: een onderzoekje naar het netwerk van bestuurders van scholen, partijen, kerken en stichtingen zou wat dat betreft een aardig beeld opleveren. Aan de andere kant breekt ook in reformatorische kring het doelgroependenken zich baan. Jongeren hebben de toekomst, en dus doen kerken, verenigingen, partijen, kranten en tijdschriften ontzettend hun best om de jeugd te bereiken en bij de les te houden. Als jongeren het maar mooi vinden, dat lijkt een argument dat in steeds meer kwesties de doorslag geeft.
Het wordt ingewikkeld als alleen ouderen het voor het zeggen hebben, maar het wordt niet minder ingewikkeld als jongeren de norm zijn. Het mooiste is toch als je anderen niet in de eerste plaats als jongere of oudere kunt zien, als man of vrouw, maar gewoon als mens. Leuke opdracht tijdens de Boekenweek: een écht gesprek voeren met je tante, je oudere collega, je kleine neefje of buurmeisje, want ieder mens heeft iets te zeggen als je luisteren wilt. Over generatiegrenzen heen denken - dat is iets waar juist christenen goed in zouden moeten zijn.
Enny de Bruijn Reageren aan scribent? beeldenstorm@refdag.nl.