Hulp moet transparant zijn
Een van de vele websites op internet zegt: Help Helpen. De gulle gever mag kiezen uit 16.924 goede doelen, stichtingen en verenigingen. Het lijkt dus niet overbodig een dikke streep te zetten onder de ooit door een fondsenwerver verwoorde stelling dat het belang van transparantie en inzicht in geldstromen moeilijk kan worden overschat.
Mensen mogen geven voor dierenbescherming, mensenrechten, volksgezondheid en gehandicapten, maar ook voor zending en ontwikkelingshulp. Het is prachtig dat Nederlanders zo veel mooie dingen kunnen doen. Toch dient iemand met priesterlijke bewogenheid een belangrijke vraag niet over het hoofd te zien: geef ik kwaliteit?Iemand zegt: „Doe niet zo vervelend. Jij altijd met je kritische vragen.” Ik zou zwijgen als ik niet af en toe achter de brievenbus bijna struikel over de acceptgiro’s. En als de omslag van het Vakblad Fondsenwerving iemand laat zeggen: „Het CBF-keurmerk houdt mij totaal niet bezig”, is het toch goed om na te denken over kwaliteit van geven.
Enquêtes vertelden trouwens al eerder dat bijna de helft van de Nederlanders zich meer of minder zorgen maakt over waar hun offers terechtkomen. Zij vonden dat liefdadige instellingen niet genoeg duidelijkheid geven over de besteding van giften. Zij willen dat de charitatieve organisaties meer verantwoording afleggen.
Relativerend
Eerst een relativerende opmerking. In sommige situaties is het bieden van goed inzicht in besteding van gelden bijna onmogelijk. Een Hollander die bij een hulpactie aan christenen achter het IJzeren Gordijn een poosje in de cel heeft gezeten, zegt bij een volgende reis tegen de achterblijvers: Verzwijg tegen iedereen waar ik ben.
Zulke situaties bestaan nog steeds. Volop. Het openlijk schrijven over de plaats van een geheime drukkerij voor christelijke lectuur in China kan riskant zijn. Publiceren over relaties met en hulp aan christenen in Afghanistan kan gevaar opleveren voor de betrokkenen. Doorgaans willen ze beslist niet dat hun naam wordt genoemd.
Toch is het in de situaties waarover gevers weinig weten goed zo transparant te zijn als mogelijk is. Een organisatie mag niet de moeilijke situatie in een land als motief gebruiken om álle informatie achter de kiezen te houden. Het is beter als organisatie en medewerkers de verleiding van onzorgvuldig omgaan met geld te vermijden.
Mooi en goed
Geven is mooi. Het is fijn dat er veel organisaties bestaan die consciëntieus omgaan met giften, niet zelden een penningske van een weduwe. Deze verklaring wil voorkomen dat mensen na het lezen van dit artikel nooit meer een acceptgiro invullen. Dat is niet de bedoeling. Het gaat er vooral om dat mensen bewuster geven.
Geven is goed. Als rentmeester over de schepping -de aarde met al wat erop en erin is- zijn mensen geroepen de nood van hun arme medemens te helpen lenigen. Mensen beheren de aarde. Maar er bestaat voor christenen nog een ander argument achter geven aan armen, mensen die nood lijden en al hun rechten verspeelden.
Wat bedoel ik? Christus beveelt de prediking van het Woord. Wereldwijd. Hij Zelf geeft onderwijs als Profeet. Hij bewijst ook als Priester barmhartigheid. Marcus zegt: „De Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen.” En Hij zendt degenen die in Hem geloven de wereld in zoals Zijn Vader Hem zond.
Kwaliteit
Maar nu komen pas echt de problemen. Iemand geeft. Maar geeft hij kwaliteit? Ik spits dit artikel toe op het buitenland en op grotere gevers. De les geldt echter net zo goed voor Nederland, en voor de bescheiden gever. In de tijd van het IJzeren Gordijn vertelde een predikant tegen tien organisaties dat hij een auto heel goed zou kunnen gebruiken. Hij kreeg drie Lada’s, die hij inruilde voor een Mercedes.
Zo geven is het paard achter de wagen spannen. Of anders gezegd: een Lada voor een Mercedes spannen. Dat was de bedoeling niet. Dat is geen kwaliteit geven. Daarom poogt dit artikel een paar wegwijzers aan te reiken, echter zonder de pretentie volledig te zijn. Als christenen in de wereld behoren te staan zoals de Vader Christus zond, verplicht hun dat hun werk goed te doen en kwaliteit te geven.
Dit artikel gaat in op een paar kernwoorden. De voorbeelden in de genoemde landen vallen niet te lokaliseren. De verhalen zijn voor de lezer onherkenbaar, hoewel ze een relatie hebben met de realiteit. De voorbeelden zijn echter niet uit de lucht gegrepen.
Partner
De keuze van een partner in de derde wereld vraagt om zorgvuldigheid. Bij het zoeken in Mexico naar een partner om hulp te verlenen aan de protestantse Chiapa’s vond ik in een van de Mexicaanse steden een goede organisatie. Enerzijds verkeert de genoemde bevolkingsgroep onder druk van de Rooms-Katholieke Kerk. Anderzijds wordt hij geplaagd door lokale guerrilla’s die het op een akkoordje gooiden met aanhangers van de bevrijdingstheologie. Dat is aangrijpend.
De gevonden organisatie bleek ook na intensief gesprek en visitatie betrouwbaar. Zij beschikte echter over een jaarbudget van circa 300.000 dollar. Hoe aantrekkelijk de club mensen ook was: het is onverantwoord om in zo’n organisatie ineens een bedrag van 300.000 euro te ’pompen’. Een organisatie met een budget van die omvang kan de uitdaging of verzoeking van een even grote injectie meestal niet aan.
Doet een partner wat hij belooft? Ooit had ik contact met een presbyteriaanse kerk in de derde wereld. Iemand die gereformeerd is denkt dan algauw: Nu zit ik goed. Ik bezocht een classisvergadering. Alle ambtsdragers kozen unaniem voor het realiseren van een vormingscentrum voor de ongeletterde jeugd. Het projectvoorstel dat op mijn bureau belandde, betrof echter het afbouwen van een medische kliniek.
Natuurlijk is het mogelijk een misverstand te veronderstellen. Juist daarom is het van groot belang ter plekke te proeven hoe de verhoudingen liggen. Ik had op de vergadering al iets geproefd van onderlinge wedijver. Het voorstel kwam van de rivaal. Zo’n gebeurtenis zegt genoeg om met die partner niet in zee te gaan. Het is beter niet te geven dan geld te verstrekken zonder overtuiging dat de gift goed wordt besteed.
Identiteit
Een tweede kernwoord is identiteit. Er bestaat onderscheid tussen structurele hulp en noodhulp. Mensen moeten eten. Ze hebben medicamenten nodig. Langer durende hulp valt vaak beter te combineren met identiteit. Bijvoorbeeld een lees- en schrijfproject. Mensen leren communiceren via papier of computer zodat ze een betere maatschappelijke status kunnen krijgen. Maar ze lezen ook de Bijbel.
Er valt nog iets te zeggen over identiteit. Een christen houdt het gebod ”Gij zult niet stelen” hoog. Dan moet zijn geven ook geen corruptie stimuleren. Daarbij geldt dat wat westerse christenen beschouwen als corruptie in een groot aantal landen in de derde wereld eenvoudig ”cultuur” heet. „Ieder die met het project bezig is een beetje. De volgende ook nog een beetje.” Totdat er bijna niets over is.
Soms duikt de vraag op of de manier van denken binnen de organisatie waaraan ik geef spoort met mijn eigen principiële achtergrond. Ik denk in het bijzonder aan hulp bij de aidsproblematiek. Soms is het gebruik van voorbehoedsmiddelen niet te voorkomen. Maar ik heb een voorkeur voor onderwijs bij het licht van de Bijbel over een andere levensstijl. De meeste overheidscampagnes verspreiden een ander ’licht’.
Betrouwbaarheid
Een derde kernwoord is betrouwbaarheid. Een ondernemer heeft tegen het eind van het jaar wat van zijn winst weg te geven. Hij maakt afspraken met een westerse organisatie. Deze belooft de gift te besteden via een lokale organisatie in Indonesië en belooft toezicht te houden op de besteding. Zij stemt ermee in geen overheadkosten te rekenen. Zoiets zal pas ter sprake komen bij een volgend project.
De gever maakt de -op zichzelf al onverstandige- afspraak dat hij het geld direct zal overmaken naar Indonesië. De ondernemer ziet bovendien kans zelf een keer bij zijn project te gaan kijken. Dan blijkt de organisatie in Indonesië een percentage voor overhead te hebben overgemaakt naar de westerse organisatie. Nota bene: op haar verzoek. Zulke transacties doen het wederzijds vertrouwen niet toenemen.
Datzelfde geldt in het navolgende geval. Een kerk brengt een fors bedrag bijeen voor een project in Zimbabwe. De kerk stuurt haar geld naar de westerse fondswerver. Deze belooft trouw toezicht te houden op de voortgang van het project in de slums van Harare. De predikant maakt bij een bezoek aan relaties in die regio een ommetje. Hij constateert dat er niets is gebeurd in de bedoelde sloppenwijk.
Na twee jaar blijkt het gegeven geld nog gewoon op de bankrekening van de westerse organisatie te staan. Wat was de reden? Bij nader inzien deed de lokale organisatie in Harare waar de westerse club mee samenwerkte het niet zo goed. Maar dan had de eerste ontvanger op zijn minst enig signaal mogen afgeven in de richting van de kerk als gever. Wat was er gebeurd als de predikant zijn uitstapje niet had gemaakt?
Einde verhaal
Een ander voorbeeld. In Afghanistan was sprake van een aardbeving. Een westerse organisatie werft fondsen met de mededeling dat in elk survivalpakket een Bijbel zit. Dat is ongelooflijk in zo’n islamitisch land. Een rijkaard besluit er 1 ton in te steken. Later brengt hij een bezoek aan het land. Hij zoekt de lokale organisatie op. Hij merkt dat de informatie over die Bijbel waarmee fondsen werden geworven niet klopt.
Nog een verhaal. Sommige lokale hulpverleningsorganisatie in de derde wereld hebben een bestuur. Mooi. Zo hoort het. De westerse organisatie schrijft daar niets over, publiceert slechts indrukwekkende foto’s. Begrijpelijk. Wie doorvraagt naar de partner in de derde wereld, krijgt een lovend verhaal over zijn betrouwbaarheid. Een predikant blijkt voorzitter te zijn. Het kan voor een gereformeerde Hollander niet beter.
Tot iemand gelegenheid heeft de lokale partner van de Nederlandse fondsenwerver op te zoeken. Wat blijkt? Een broer van de predikant die voorzitter is, heeft de functie van directeur van de organisatie. Dat kan in Nederland niet. En zoiets mag in de derde wereld met al z’n risico’s op corruptie helemaal niet. Als de broers op vragen ook nog verschillende antwoorden geven, is het einde verhaal.
Dichttimmeren
De les? Wie geeft dient zich eerst te vergewissen of zijn grote gift doelmatig wordt besteed. Het is verstandiger na gedegen doorvragen en onderzoek een goede relatie op te bouwen met weinig organisaties dan telkens een andere club te kiezen als doorgeefluik. Verder dient iedere gever afspraken stevig dicht te timmeren en niets aan het risico over te laten. Hij heeft op z’n minst recht op regelmatige rapportage.
Iemand wil zijn financieel goede jaar afsluiten met een flinke gift. Een organisatie vraag hem eens langs te komen. Prima. Hij gaat. De directeur vertelt een goed verhaal. En de potentiële gever vraagt om een projectvoorstel. Concreet en gedetailleerd. De baas belooft daarmee te zullen komen, maar de gever hoort nooit meer iets. Kennelijk koestert de organisatie bezwaar om zich bloot te geven. De conclusie is duidelijk.
Een website zegt: Help Helpen. De bezoeker mag kiezen uit 16.924 goede doelen. Niemand moet al te snel gaan mekkeren. Maar het is goed de vinger aan de pols te houden en een dikke streep te zetten onder de stelling dat het belang van transparantie en inzicht in geldstromen moeilijk kan worden overschat.