Altijd op zoek naar het contrapunt
Terwijl de oplagecijfers van kranten en tijdschriften alom in een neerwaartse spiraal verkeren, groeit opinieweekblad Elsevier tegen de klippen op -het afgelopen kwartaal passeerde het de grens van 150.000 betaalde nummers per week. De tegendraadse beweging past bij de man die er op sympathieke en besliste manier de leiding in handen heeft, hoofdredacteur Arendo Joustra (50). „Helt het zeilschip naar rechts, dan vind je mij op links. Ik houd van polarisatie: het botsen van meningen stimuleert het maatschappelijk debat en de betrokkenheid van burgers op elkaar.”
Zijn tijdschrift publiceert niet alleen wekelijks een gevarieerde mix van nieuws, achtergronden en opinies, het presenteert ook regelmatig gedetailleerde overzichten van beste ziekenhuizen, beste gemeenten, beste universiteiten en beste beleggingsfondsen. Als service aan de lezer, zegt hoofdredacteur Joustra, auteur van diverse boeken, waaronder een biografie van oud-premier Lubbers, en sinds twee jaar voorzitter van het Genootschap van Hoofdredacteuren.Begin dit jaar kwam de lijst met beste scholen in het voortgezet onderwijs uit. Onderaan bungelden opvallend veel scholen van islamitische signatuur, bovenaan prijkte de Christelijke Scholengemeenschap Walcheren (CSW) in Middelburg. „Excellent”, luidde het oordeel van de redactie over haar prestaties.
Zo’n hoge notering kan geen toeval zijn.
Lachend: „Het doet me deugd, dat zult u begrijpen.”
U bent er zelf op school geweest.
„Voor uw lezers zal het geen verrassing zijn, maar het christelijk onderwijs krijgt veel waardering, om meer dan één reden. In mijn tijd had de CSW al zo’n goede naam dat mijn ouders mij naar Middelburg stuurden, ook al woonden wij in Vlissingen. Scholen die een traditie van goed onderwijs opbouwen, hebben kennelijk de mogelijkheid de puntjes op de i zetten.”
Was u als scholier tevreden met zesjes?
„Het punt was dat ik altijd overal belangstelling voor had, dat is overigens nog steeds zo, en mij dus snel liet afleiden. Meestal ging ik daardoor over met de hakken over de sloot.”
Wat kreeg u mee aan religieuze vorming?
„Walcheren had een strengchristelijk karakter. Op maandagochtend kregen we vrij om te voorkomen dat wij op zondagavond huiswerk maakten. Ter compensatie moesten we op zaterdagochtend naar school. Het klimaat thuis was lichter. Mijn moeder had gereformeerde wortels, mijn vader hervormde. Namens de PvdA zat hij zestien jaar in de gemeenteraad van Vlissingen. Hij hing de doorbraakgedachte aan.”
In hoeverre heeft u zich het christelijke gedachtegoed eigen gemaakt?
„Wat zal ik zeggen? Ik ben door mijn opvoeding natuurlijk doordrenkt met de christelijke traditie, al lieten mijn ouders mij redelijk vrij in de manier waarop ik er zelf vorm aan gaf. De waarden die voor mij belangrijk zijn, hebben een christelijke oriëntatie. Ook heb ik geleerd hoe gevoelig geloofszaken kunnen liggen en hoe diep religie bij mensen gaat. Om die reden plaatsen we in Elsevier geen vloeken en schuttingtaal en hebben we een tepelverbod, een grens als het gaat om bloot.”
„Tijdens de middelbareschooltijd begon ik overal vragen bij te stellen. Was het geloof niet een projectie van de mens? Was religie er om mensen onmondig te houden? Het leidde ertoe dat ik afstand nam van het christelijk geloof, of beter gezegd: van het geloven zelf. Ik ben er te rationeel voor. Tegelijk besef ik dat de mens niet bij brood alleen kan leven. Niet voor niets neemt onder mensen de behoefte aan spiritualiteit toe.”
Ook bij u?
„Nee, ik stel me er niet voor open, daar zit mijn wereld te strak voor in elkaar. Wel ga ik bijna elk jaar naar een uitvoering van de Matthäus Passion. Ik houd van de muziek, het verhaal grijpt me aan, wat volgens mij alleen maar mogelijk is omdat daarvoor in een ver verleden het zaad is gestrooid.”
Na de middelbare school ging u journalistiek in Utrecht en Iowa (VS) studeren. Een vanzelfsprekende keuze?
„In zekere zin, al voorzag ik zelf dertien ongelukken. Ik ben altijd nieuwsgierig naar de wereld om mij heen. Het idee dat je iedereen kunt spreken, overal informatie vandaan kunt halen en vervolgens anderen in je bevindingen kunt laten delen, dat heeft mij altijd aangesproken. Voor mij is journalistiek een vorm van permanente educatie.
Na mijn studie ging ik aan de slag bij de Volkskrant als chef-prullenbak op de zeskoppige sociaaleconomische redactie onder leiding van Harry Lockefeer. Wat de dames en heren zelf niet pruimden, kwam op mijn bordje terecht. Zeker, zo blijft een mens nederig. Journalistiek is ook een nederig beroep, een ambacht waarin dienstbaarheid de toon zet.”
U raakte thuis in de Haagse kringen, eerst als parlementair, later als politiek redacteur, en ging na bijna tien jaar naar Elsevier. Die stap, van links naar rechts, heeft menig collega verbaasd. Hoe ziet u er zelf op terug?
„Ik heb dat nooit als bijzonder ervaren. Misschien omdat ik de neiging heb het contraire te zoeken. Ik was een vrij links jongetje op een christelijke school, ik was een vrij rechts jongetje op een linkse school voor journalistiek. In Amerika was ik een Europees buitenbeentje, bij de Volkskrant was ik het protestantse element in een katholieke omgeving. Toen ik daar politiek redacteur was, werd ik gebeld door zowel de hoofdredactie van Vrij Nederland als die van Elsevier. Ik dacht: Blijkbaar moet er iets met mij gebeuren.
Ik ben niet zo van links en rechts, ik zoek altijd mijn contrapunt op. Als ik veel van de ene kant hoor, wil ik weten wat de andere kant zegt. Dat is een rode draad in mijn leven. Bij Elsevier heerst een zeer liberale geest waarin journalistiek kan floreren. Het speuren naar feiten heeft alleen kans van slagen als je niet meedoet aan een soort ”groupthink” en met z’n allen achter hetzelfde aanloopt, maar wanneer je af en toe een stap opzij kunt doen.”
In 2000 werd u hoofdredacteur van Elsevier. Vanaf die tijd maakt het tijdschrift een enorme groeispurt door, in weerwil van de neergang bij andere kranten en weekbladen. Wat is uw geheim?
„De basis voor het succes is gelegd door mijn voorganger, H. J. Schoo. Hij heeft het blad na een crisis weer op de rails gezet. We werken bovendien met een groep professionals die met elkaar uit de voeten kunnen en elkaar haarscherp aanvoelen. Op cruciale posities zitten goede journalisten. Dat geeft een ”flow” die aanslaat bij een breed lezerspubliek.
Net als uw krant is Elsevier niet bang om positie te kiezen, overigens wel altijd op basis van feiten en onderzoek. In een tijd waarin Nederland in verwarring is, is het verstandig geen enerzijds-anderzijdscommentaren te schrijven, maar scherpe standpunten in te nemen. Dat biedt mensen houvast. Ze klampen zich eraan vast of verzetten zich ertegen, maar hoe dan ook: ze hebben een oriëntatiepunt.
Elsevier wil in de chaos van het leven enige orde scheppen, niet in de laatste plaats door mensen service te bieden met onze bijlagen over de beste ziekenhuizen en de beste scholen. Het gaat niet om eenvoudige ranglijstjes, maar om diepgravend werk waaraan we jaarlijks tonnen onderzoeksgeld spenderen. Als gevolg van de ontzuiling, een terugtredende overheid en een terugtredend maatschappelijk middenveld ontstond in de samenleving een soort vacuüm. Daar zijn wij in gaan staan.”
Elsevier bevat wekelijks ook een vleugje psychologie, een kijkje in andermans portemonnee en een portret van een huwelijkspaar. Hoe zakelijk bent u nog?
„We laten ons niet meeslepen door ideologieën en oplopende emoties, we blijven graag koel en scherp. Maar er mag zeker emotie in het blad zitten.”
Elsevier wordt als burgerlijk weekblad gekwalificeerd. Mee eens?
„Wat is er mis met burgerlijk? Burgers vormen de mainstream van Nederland: mensen die een eigen bedrijf runnen, een baan hebben, kinderen opvoeden, Nederland samenbinden, voor welvaart zorgen en de economie gaande houden - ik heb grote bewondering voor deze mensen.”
Bij burgerlijkheid past niet alleen prestatiedrang en inzet, maar ook soberheid en zuinigheid. Sluiten themanummers over mode en reizen daarbij aan? Die zien er zacht gezegd nogal materialistisch uit.
„Zuinigheid heeft Nederland gebracht waar we nu zijn. Mensen hechten aan kwaliteit van leven. Onder lezers van Elsevier zijn veel jonge mensen met aspiratie en ambitie. Zij beschikken over geld en willen weten hoe ze er het beste mee kunnen omgaan. Wij geven adviezen en reiken voorbeelden aan.
We kijken wel eens jaloers naar Italië, hoe stijlvol mensen daar gekleed gaan. Kunnen wij dat ook? Waar moeten we op letten? Op zulke vragen gaan wij in. Nee, wij stimuleren de verkoop van dure producten niet. Ze bestaan nu eenmaal. Wij geven er slechts informatie over.”
Als hoofdredacteur is hij geen dwingende autoriteit, schreef een collega over u, „hij vertrouwt meer op charme en wellevendheid.”
„Nu ja, je kunt leidinggeven met een vriendelijk gezicht of met een harde hand, het doel verandert er niet door. Elsevier moet strak blijven in zijn overtuiging: je kunt niet de ene dag het ene standpunt innemen en de andere dag het andere. Mijn karakter kan vriendelijk overkomen, maar ik ben wel iemand die weet wat er moet gebeuren en er niet voor terugdeinst zaken door te drukken. Niet in eigen belang, maar met het oog op het product.
Journalisten zijn vrije geesten die openstaan voor de wereld en voor alles wat om hen heen gebeurt. Dat moet ook. Mijn taak is het de grote lijn in de gaten te houden, het belang van de lezer te bewaken en te zorgen voor balans.”
Hoeveel vrijheid gunt u uw columnisten?
„Voordat iemand de pen opneemt, maken we afspraken over de kaders. Die zijn heel losjes. Uiteindelijk blijft er één verantwoordelijk voor wat er in het blad staat, en dat ben ik. Ik ga dus over wat mag en wat niet mag.”
Columnist Leon de Winter zette Trouwcolumnist J. A. A. van Doorn vorig jaar weg als een oude man in een van melk stinkende pyjama. Ging hij niet erg ver?
„Blijkbaar niet, want enkele weken later hadden we een interview met Van Doorn. Die ging daar probleemloos mee akkoord.”
Een goedmakertje?
„Wij doen niet aan goedmakertjes. Nee, ik heb niets van Van Doorn gehoord over die column. Hij is zelf overigens ook niet iemand die zich inhoudt. Van Doorn heeft mij ook wel eens aangepakt. Dat is helemaal niet erg. Ik ben altijd geïnteresseerd in mensen die het met mij oneens zijn. Een van mijn motto’s is: Tegenspraak brengt je verder.”
Zijn er grenzen aan het recht op vrije meningsuiting?
„Die bepaalt iedereen zelf. Ik zal niet alles zeggen. Vanwege mijn achtergrond houd ik bijvoorbeeld niet van vloeken. Maar ik ben een groot voorstander van een vrije marktplaats van ideeën en gedachten. Wil je je visie slijpen en scherpen en je formuleringen puntig maken, dan heb je harde confrontaties nodig. In de tegenspraak met andersdenkenden leer je de houdbaarheid van je eigen argumenten kennen.
Het is onjuist als wij zaken taboe verklaren. Daarom ben ik er voor dat Holocaustontkenners de kans krijgen te zeggen wat ze willen zeggen. We hebben antigif nodig om tegenstoffen te ontwikkelen. Vrijheid van meningsuiting is zo belangrijk. Er is geen recht op beledigen, er is evenmin een recht om niet beledigd te worden. Dat is maar goed ook. Er is altijd wel iemand die zich gekwetst voelt.”
Geert Wilders wordt ervan beticht dat hij met zijn Koranfilm het recht op vrijheid van meningsuiting misbruikt. Wat vindt u?
„Je kunt je in de discussie mengen door te zeggen dat je het oneens bent met wat hij zegt over de islam en de Koran. Maar je mag jezelf niet boven iemand plaatsen door te zeggen wat hij wel of niet kan zeggen. Dat is ontzettend aanmatigend. Dan laat je in feite weten dat iemands bijdrage aan het debat van nul en generlei waarde is. Dat oordeel is niet aan ons, dat is aan de rechter.”
Premier Balkenende liet begin deze maand weten dat Wilders nodeloos polariseert en dat het recht op vrijheid van meningsuiting daar niet voor bedoeld is.
„We hebben te maken met een immigratieproblematiek die door Den Haag ongevraagd over ons is gebracht. Elke immigratie brengt wrijvingen met zich mee. Je kunt wel zeggen: Niet over praten. Maar daarmee worden de spanningen alleen maar groter. Daarnaast ben ik van mening dat een regering zich sowieso niet moet bemoeien met parlementariërs. Niet de ministers, maar de kiezers beoordelen hun gedrag.
Wilders polariseert, maar zijn polarisatie is naar mijn mening bedoeld om een tegengeluid uit te lokken. Dat is hard nodig willen we het schip op koers houden. Wilders dwingt ons duidelijk te formuleren waarom de Koran niet moet worden vernietigd. We hebben hem nodig om te ontdekken hoe wij zelf tegenover de islam staan.”
Volgens Balkenende ondermijnt hij de samenhang tussen bevolkingsgroepen.
„We moeten in Nederland een nieuw evenwicht vinden met 1 miljoen mensen die het moslimgeloof aanhangen. Dat kan alleen als we eerst keihard met elkaar in discussie gaan. Dan wordt helder waar iedereen staat. Polarisatie is niet een doel op zich, maar een middel om bij elkaar te komen. Het valt mij op hoe weloverwogen islamorganisaties in Nederland tot nu toe reageren.”
U heeft indertijd Pim Fortuyn als columnist naar Elsevier gehaald. Lijkt Wilders op hem?
„Ik zie tussen beiden enkele grote verschillen. Wilders is in tegenstelling tot Fortuyn erg Haags, Fortuyn was een buitenstaander. Fortuyn was minder eendimensionaal dan Wilders, veel charismatischer ook.”
„Als Wilders zegt dat mensen moeten integreren in de Nederlandse samenleving, dan betekent dat dat zij de Nederlandse waarden en normen en de historie moeten omarmen. Maar als er één ding in onze vaderlandse geschiedenis oplicht, dan is het wel de enorme tolerantie voor andere godsdiensten, vaak uit pure berekening overigens. Ik kan niet begrijpen dat Wilders dat onderdeel vergeet.”
In uw inleidende column ”Non solus” hekelde u onlangs de acties van enkele organisaties tegen de SGP vanwege het vrouwenstandpunt van de partij. „SGP treiteren”, schreef u.
„Dat is in lijn met wat we bespraken: wat Wilders mag, mag de SP, mag de SGP: proberen de samenleving in te richten naar je eigen denkbeelden. Wat zouden de vrouwengroeperingen ervan vinden als wij hen zouden vervolgen om een man tot voorzitter te kiezen?”
Zij vinden dat de SGP discrimineert.
„Hoe kun je nu iemand discrimineren die zich niet gediscrimineerd voelt? Zelf deel ik het standpunt niet, maar ik vind wel dat elke partij de kans moet krijgen haar visie op de samenleving binnen de spelregels van de democratie te realiseren.”
Hierop doorbordurend: vindt u ook dat de ChristenUnie homo’s moet kunnen weigeren?
„Natuurlijk. Ik trek er wel een grens bij: het mag niet zo zijn dat Rouvoet op zijn ministerie homo’s verbiedt als ambtenaar. Dat kan niet. Maar een politieke partij moet dit soort zaken zelf bepalen. Als je daar als homo op tegen bent, begin je een eigen CU.”
Behalve uw school in Middelburg stond ook het reformatorisch Calvijn College in de top tien van beste scholen. Docenten leren daar dat de homoseksuele praxis zonde is.
„Dat zou voor mij geen probleem zijn als de ouders het onderwijs uit eigen middelen bekostigen. Nu gaat het om onderwijs dat volledig wordt betaald door de overheid. In dat geval zou het eigenaardig zijn als slechts één visie op homoseksualiteit wordt gepresenteerd.
Ik ben ervoor accolades om orthodoxe minderheden te plaatsen. Voorwaarde is wel dat zij zich houden aan de wet. In het geval van de reformatorische minderheid lijkt me dat geen punt. Ik kan me nauwelijks een groepering indenken die er sterker dan zij de nadruk op legt dat de overheid het zwaard niet tevergeefs draagt.”