Synode 1808: Einde aan weerstand tegen Gezangen
AMERSFOORT - Bijna 200 jaar geleden, in juli 1808, kwam in Harlingen de Friese synode bijeen. Het was deze synode die een eind wilde maken aan alle tegenstand in de kerk tegen de zogenoemde Evangelische Gezangen.
Het lukte de synode niet, twaalf artikelen die zij opstelde ten spijt.In het eerste artikel verplichtte de Friese synode alle predikanten om bij elke godsdienstoefening, „openbare catechisatie daaronder begrepen”, ten minste eenmaal uit de -een jaar eerder ingevoerde- Evangelische Gezangen te laten zingen, zonder enige uitzondering of uitvlucht. Ook mocht niet „altoos” hetzelfde gezang of vers worden opgegeven.
„Bij het lezen van deze twaalf artikelen wordt wel heel duidelijk hoe groot de tegenstand tegen de Evangelische Gezangen was en hoe tot dusverre de uitvoering van de besluiten tegengewerkt was”, stelt Ant. Telgenhof in zijn boekje ”Psalmen en gezangen in het negentiende-eeuwse Friesland - Ds. G. J. Gobius du Sart en zijn strijd tegen het verplichte Evangelische gezang”. Telgenhof: „Spreekt de brief die de classis op 8 april stuurde aan de nalatige gemeenten niet duidelijk, als het daar ging over „de steunpunten” en „deugden” van de Kerk? Wat werd deze gezangenbundel met een geweldige dwang opgelegd.”
Beperkte oplage
Het boekje ”Psalmen en gezangen in het negentiende-eeuwse Friesland” (82 blz.; € 7,50) bevat enkele artikelen van de hand van Antoon Telgenhof (geboren op 16 april 1933 te Heerenveen). In de zomer van 2004 kreeg hij de drukproef van deze artikelen te zien. Hij was toen al ernstig ziek; samen met zijn zoon Klaas maakte hij de laatste correcties.
Zijn vader, schrijft Klaas Telgenhof, besefte maar al te goed „dat hij een amateur was die kruimels verzamelde. Maar dan wel unieke kruimels. Op een van de laatste avonden voor zijn sterven praatten we samen nog wat. Tijdens dat gesprek tikte hij met de linkerhand tegen de zijkant van zijn hoofd en zei: „Wat gaat er veel kennis verloren.” Dat is werkelijkheid geworden na zijn overlijden, daarom deze ’laatste kruimels’ uit de herinnering van Antoon Telgenhof.”
De bedoeling was dat de artikelen na Telgenhofs overlijden (op 2 juli 2004) gepubliceerd zouden worden in De Hoeksteen, een periodiek voor vaderlandse kerkgeschiedenis. Dit bleek echter toch niet mogelijk. „De artikelen worden nu in een beperkte oplage in eigen beheer uitgegeven”, schrijft Klaas Telgenhof uit Amersfoort in het woord vooraf.
Antoon Telgenhof verdiepte zich graag in de (kerk)geschiedenis, aldus zijn zoon. In het boekje ”Psalmen en gezangen” beschrijft zijn vader een geschiedenis uit de negentiende eeuw rondom de invoering van het „verplichte Evangelische gezang” in de zondagse eredienst. Dit riep weerstand op bij, onder anderen, de gemeentepredikant ds. G. J. Gobius du Sart uit het Friese dorp Sintjohannesga. „Een aardige bijzonderheid is dat mijn vaders grootmoeder Klaaske Pietersdochter Schuit (1845-1930) nog catechisatie heeft gehad van deze predikant.”
Kruimels
Diens kerkelijke levensloop had een bijzonder karakter, zo valt te lezen op de achterkant van het boekje. Voor de oorlog behoorde Antoon met zijn ouders tot de Gereformeerde Kerken in Nederland. Kort na de oorlog ging hij met hen over naar wat de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt zijn gaan heten. Eind jaren zeventig raakte Telgenhof los van dit kerkverband en vond hij tijdelijk kerkelijk onderdak bij de evangelisatiepost van de Gereformeerde Gemeenten in Leeuwarden, bij evangelist Joh. A. Segers. Na diens overlijden werd hij gastlid van de hervormde gemeente te Twijzelerheide. Hier, in de „vaderlandse kerk”, vond hij, aldus zijn zoon, „uiteindelijk enige rust.”