Geen megastal, wel reconstructie veehouderij
Het begrip megastal mag niet worden aangegrepen om de reconstructie van de veehouderij in diskrediet te brengen, vindt ing. B. van de Weerd. Hij reageert op het artikel ”Megastal hoort thuis op industrieterrein” van Jan Veldhuis.
De tegenstanders van de bio-industrie maken dankbaar gebruik van het ongedefinieerde begrip megastal. Met dit ene woord proberen ze het imago van een hele bedrijfstak negatief te beïnvloeden. In de discussie over dit begrip worden twee ontwikkelingen door elkaar gehaald: Enerzijds de reconstructie van de bedrijfstak van de intensieve veehouderij en anderzijds de (bijna wereldwijde) ontwikkeling naar een steeds grotere bedrijfsomvang.Bij de reconstructie van de bedrijfstak worden veelal kleinere en verouderde stallen uit de productie genomen. De productiecapaciteit wordt vervolgens verplaatst naar locaties die verder van natuurgebieden afliggen en daar in nieuwe stallen voortgezet. Deze nieuwe stallen moeten aan de laatste eisen voor dierenwelzijn en milieu voldoen. Ook wordt door de overheden streng gekeken naar de landschappelijke inpassing.
Deze ontwikkeling wordt zowel in de agrarische sector als de politiek breed gedragen. Daarbij moeten we nadrukkelijk oog hebben voor de locaties waar deze bedrijven gevestigd worden. Je zult als bewoner van het platteland maar opeens een aantal nieuwe bedrijven om je heen zien verrijzen.
De SGP-fractie in de Gelderse Staten pleit er dan ook voor om op de nieuwe locaties zo veel mogelijk gebruik te maken van de oude, leegstaande bedrijven. De wirwar van aanwezige schuren en stallen moet gesloopt worden en vervangen door een goed ingepaste nieuwe stal. Daarmee bereik je ook op de nieuwe productielocatie een verbetering van de milieusituatie.
Rentmeesterschap
De actuele stand van de techniek maakt het voor gezinsbedrijven mogelijk een omvang van circa 5000 tot 7000 vleesvarkenseenheden te runnen. Bij het begrip megastal denken wij aan een omvang van 20.000 vleesvarkenseenheden of meer. Je hebt het dan echt over grote, industrieachtige complexen, met alle gevolgen daarvan voor landschapsinpassing, verkeersdrukte en risico op dierziekten. Een dergelijk bedrijf wordt gerund door een bedrijfsleider met een aantal medewerkers.
Uit de agrarische sector zelf komen in toenemende mate signalen dat een dergelijke bedrijfsomvang geen kostenvoordelen oplevert. Wat je enerzijds wint aan schaalvoordelen, raak je kwijt aan extra gezondheidszorg, overuren van het personeel en gebrek aan directe betrokkenheid. Het alternatief, waarbij een ondernemer op meerdere locaties een bedrijf heeft, aangestuurd door een op dat bedrijf wonende bedrijfsleider, blijkt beter te werken.
Vanuit onze visie op het rentmeesterschap moeten we invulling geven aan onze verantwoordelijkheid ten opzichte van de dieren die we houden. Bij de industriële megastallen moeten we ons afvragen of daar nog wel invulling aan gegeven kan worden. De SGP houdt daarom vast aan de lijn dat de bedrijfsomvang afgestemd moet zijn op de mogelijkheden van het gezinsbedrijf en is geen voorstander van het ontwikkelen van megabedrijven.
Veldhuis stelt dat megastallen op een industrieterrein thuishoren. Wij vinden dat er in het geheel geen megastallen moeten komen, ook niet op een industrieterrein. Wel kan in onze optiek worden nagedacht over het inrichten van een agrobusinesspark, waarin een cluster van gezinsbedrijven gezamenlijk de voerproductie en de energievoorziening aan de voorkant en de vleesverwerking en de mestverwerking aan de achterkant organiseren.
De auteur is fractievolger van de SGP-fractie in de provincie Gelderland