Tasjesdief
Twee gisteren gedane rechterlijke uitspraken zullen de meeste krantenlezers meer dan gemiddeld interesseren. De eerste is die van het gerechtshof in Leeuwarden, dat de 47-jarige Henk van D., die eind 2006 de 12-jarige Suzanne Wisman bruut verkrachtte, vermoordde en met zijn camper overreed, veroordeelde tot dertig jaar cel en tbs. Heel goed dat deze gevaarlijke man de maximale straf krijgt, zullen velen denken.
De tweede is het vonnis van de rechtbank in Amsterdam die Germaine C., de vrouw die in 2005 een 19-jarige Marokkaanse tasjesdief doodreed, veroordeelde tot 180 uur werkstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Jammer dat zij niet is vrijgesproken, zullen sommigen denken.Ieder mag van deze rechterlijke uitspraken vinden wat hij wil. Hij mag die opinie ook uiten, binnenskamers of op straat. We leven in een vrij land.
Een slagje anders ligt dat bij politici. Ook zij mogen en moeten over veel zaken hun oordeel hebben. Maar voor hen is het niet verstandig alles te zeggen wat zij denken. Vooral niet als het rechterlijke uitspraken betreft.
Niet voor niets werken we in westerse democratieën al een paar eeuwen met het principe van de trias politica, de scheiding der machten. Er zijn een wetgevende, een uitvoerende en een rechterlijke macht. Elk heeft zijn eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden. En de een moet vooral niet op de stoel van de ander gaan zitten.
Politici lijken van het nut van die gulden regel de laatste jaren steeds minder overtuigd. Zo was het Kamerlid Verdonk er gisteren snel bij om haar opvatting te ventileren dat Germaine C. toch eigenlijk vrijgesproken had moeten worden.
Een consequente houding kan Verdonk daarbij niet ontzegd worden. Drie jaar geleden uitte ze, toen nog minister voor Vreemdelingenzaken, ook al kritiek op politie en justitie vanwege de zaak van de tasjesdief. Ook het onafhankelijke Kamerlid Wilders gaf toen van zijn verontwaardiging blijk.
De reacties van deze populistische politici, toen en nu, zijn om twee redenen jammer. In de eerste plaats omdat zij op deze wijze laten merken sympathie te hebben voor zogeheten eigenrichting: burgers die het recht in eigen hand nemen. Dat zouden representanten van het gezag niet moeten doen.
Hoe slecht het met orde en veiligheid in een land ook moge gaan, de taak van politici is uit te stralen dat de overheid straffen uitdeelt, niet de burger zelf. En zijn parlementariërs van mening dat misdadigers onvoldoende gestraft worden of dat de rechterlijke macht slecht functioneert, dan zullen zij wetten moeten maken om daarin verbetering te brengen. Dat is de koninklijke weg.
Dat brengt meteen op de tweede reden waarom Verdonks uitspraken jammer zijn. Zij toont daarmee weinig respect voor het reeds genoemde rechtsstatelijke principe van de scheiding der machten.
Toegegeven, het zijn slechts woorden die zij gebruikte. Daarmee zet het Kamerlid de rechterlijke macht niet werkelijk onder druk. Daar heeft zij ook niet de positie voor. Maar een verstandig volksvertegenwoordiger weet ruim voor de grens van wat toelaatbaar is, halt te houden.