Binnenland

Het leven niet meer in eigen hand

Eind jaren zeventig kaapten Molukkers treinen bij De Punt en Wijster. Ook gijzelden ze leerlingen en leerkrachten van een openbare lagere school in het Drentse Bovensmilde. De Molukkers vroegen met hun terroristische acties aandacht voor een onafhankelijke Republiek der Zuid Molukken (RMS). Minder bekend is hun laatste actie: een gijzeling in het provinciehuis in Assen op 13 maart 1978. In totaal hielden de militanten 16 vrouwen en 55 mannen twee dagen vast. Fien Minis Sluiter blikt, bijna dertig jaar later, op de gebeurtenis terug. Commissaris van de Koningin Schilthuis wist te ontsnappen door naar buiten te springen. Bemiddelaar Manuputty geeft een reactie vanuit de Molukse gemeenschap in Assen.

7 March 2008 10:24Gewijzigd op 14 November 2020 05:36
Fien Minis Sluiter: „Twee dagen had ik mijn leven niet in eigen hand. Dat was genoeg. Ik laat de rest van mijn leven niet door de kapers bepalen. Daar ben ik te nuchter en eigenwijs voor.” Foto RD, Henk Visscher
Fien Minis Sluiter: „Twee dagen had ik mijn leven niet in eigen hand. Dat was genoeg. Ik laat de rest van mijn leven niet door de kapers bepalen. Daar ben ik te nuchter en eigenwijs voor.” Foto RD, Henk Visscher

Molukkers schoten planoloog Ko de Groot voor haar ogen dood en gooiden hem uit het raam van het Drentse provinciehuis. Dertig jaar na dato staat de gebeurtenis Fien Minis-Schreuder (51), een van de gegijzelden, nog helder voor de geest. „Een mensenleven telde voor de kapers niet. Ze behandelden De Groot als een stuk vuil. Dat is iets wat me altijd bijblijft.” Rustig en weloverwogen beschrijft Fien Minis, wonend in Deventer, de ingrijpende gebeurtenissen van dertig jaar geleden. In tegenstelling tot veel van haar vroegere collega’s op het Drentse provinciehuis die het onderwerp gijzeling niet meer willen aanroeren. „Door er veel over te praten met familie en vrienden heb ik het een plekje kunnen geven. Daarbij komt dat ik nuchter en eigenwijs ben. Twee dagen had ik mijn leven niet in eigen hand. Dat was genoeg. Ik laat de rest van mijn leven niet door de kapers bepalen.”

Maandagochtend 13 maart 1978 begint voor telefoniste Fien Minis zoals alle ochtenden. Ze handelt de gebruikelijke telefoontjes af en maakt een praatje met haar collega’s. Rond tien uur is het tijd voor koffiepauze. Op dat moment komen er drie mannen de centrale hal van het provinciehuis in Assen binnen. „Ze hadden T-shirts aan en grote tassen bij zich. Ik had meteen door dat het Molukkers waren. Het waren bruine jongens met wild, donker haar.

Ik staarde hen verbouwereerd aan. De Molukkers begonnen onmiddellijk in het wilde weg te schieten. „Naar boven”, schreeuwden ze. Een van hen hield mij en vier collega’s onder schot. Twee kapers doorzochten alle ruimtes op de begane grond. Sommige collega’s wisten via zijuitgangen te ontsnappen. Anderen kwamen kijken wat er aan de hand was en liepen regelrecht in de armen van de militanten.”

Oud vuil
„De Molukkers bevalen ons naar de eerste verdieping te lopen. Daar werden opnieuw alle ruimtes afgezocht. Omdat maandag een vergaderdag is, waren er veel personen aanwezig.

Toen het gebouw doorzocht was, propten de kapers iedereen in de kamer van een gedeputeerde. Die was veel te klein voor zeventig personen. Daarom werden we na wat heen-en-weergeloop naar afdeling 1 en 4 gebracht, een soort kantoortuin. We probeerden elkaar gerust te stellen en elkaar wijs te maken dat het misschien wel een oefening was. Ik had het idee dat ik in een rare film was terechtgekomen.

De kapers vroegen ons met tafels de deuren te barricaderen. Omdat ze geen namen kenden, riepen ze: „Hé bril!” of „Jij daar met dat rode overhemd!” Planoloog Ko de Groot sputterde een beetje tegen. Hij zei: „Moet dat nou zo? Wat denken jullie hiermee te bereiken?” De Molukkers reageerden furieus: „Hé bril, jij wilt dood? Oké, jij gaat dood.” „Ik wil helemaal niet dood”, sputterde De Groot tegen. Hij werd door de kapers naar het raam geduwd. „Jij moet dood!” gilde een van hen. Op dat moment hoorde ik twee knallen. De Groot werd als oud vuil uit het raam naar buiten gegooid. „En nou geen geintjes meer. Wie geintjes maakt, schieten we dood!” schreeuwden ze tegen ons.

Sommigen van ons begonnen te huilen. Ik geloofde niet dat het echt was. Ik dacht: ze hebben op zijn benen geschoten als waarschuwing. Niemand durfde iets te zeggen. Iedereen was verslagen. Een mensenleven werd in één moment afgebroken. Alsof het niets is. Dat is iets wat me altijd bijblijft.

Na een paar uur nam de schrik wat af. De kapers zochten twee personen die wat klusjes voor hen konden doen. Ze wilden bellen met het Molukse centrum in Assen om hun eisen bekend te maken. Omdat ze niet wisten dat ze een nul voor het telefoonnummer moesten draaien, heb ik hen daarbij geholpen. Hun eisen waren: een vrije aftocht naar Benin en vrijlating van hun medestrijders die betrokken waren geweest bij eerdere gijzelingen. De volgende dag om twee uur zou hun ultimatum aflopen.

„Als jullie de eisen niet inwilligen, gaan jullie eraan”, riepen ze de hele tijd. Ik twijfelde er niet aan. Wij hielden ons gedeisd. Vooral niet opvallen was het devies. De Molukkers waren erg onrustig. Ze renden de hele tijd snuivend rond en schoten op alles wat los en vast zat. De kaart van de provincie Drenthe is door hen compleet aan gort geschoten.”

Onze Vader
„Aan het einde van de middag werden ze rustiger. Om iets te eten te hebben doorzochten we alle bureaus. Met appels en boterhammen hebben we onze honger gestild. De Molukkers hadden wat pasteitjes bij zich. Die hebben ze met ons gedeeld, toen we daarom vroegen.

Ondanks de spanning heb ik ’s nachts redelijk geslapen. De kapers sliepen niet. Ze hadden een radio bij zich en vroegen aan elkaar of het goed ging. De jongste had de grootste lol met een parkietje in een kooitje.

De volgende ochtend kwamen er twee Molukse onderhandelaars. Zij regelden voor ons wat bekertjes vruchtenyoghurt. Iets anders was niet toegestaan, want de Molukkers waren bang dat wij gedrogeerd zouden worden. Ze zeiden: Eet maar lekker op, vanmiddag ben je er niet meer.

Toen het ultimatum naderde, steeg de spanning. Het beleidscentrum, dat in Assen was ingericht, wilde niet toegeven aan de eisen van de kapers. Het probeerde zo veel mogelijk tijd te rekken. De kapers hadden inmiddels de gedeputeerden Huizinga en Trip uitgekozen om als eersten doodgeschoten te worden. Hoe konden wij het beleidscentrum duidelijk maken dat deze gijzeling geen weken ging duren, zoals eerdere acties?

Op een gegeven moment kwam griffier Postema op een idee. Hij vroeg de kapers om de telefoon en zei: Elke keer als ik mijn duim omhoog houd, schieten jullie. De kapers stemden daarmee in, omdat ze wel begrepen dat wij vochten voor ons leven. Het beleidscentrum gaf aan dat het wat tijd nodig had om een bus te zoeken voor de aftocht en om een chauffeur te vinden. De Molukkers verlengden toen het ultimatum tot halfdrie.

Een paar minuten voor halfdrie stelde griffier Postema voor het Onze Vader te bidden. Dat heeft veel indruk op me gemaakt. Het gaf een zekere rust. Sommigen barstten in huilen uit, ook mensen die niet geloofden. Het was denk ik de manier waarop Postema het deed. Met overgave.”

Ontlading
„Rond halfdrie hoorden we achter de toegangsdeur waar mijn collega en ik voor lagen een schrapend geluid. Plotseling klonk er een explosie. Een enorme lichtflits verlichtte de ruimte. De deuren vlogen over ons heen en een groep mariniers stormde binnen. Overal lag glas. De kapers schoten in het rond, daarbij raakten ze gedeputeerde Trip in zijn buik. Hij is een paar weken later aan zijn verwondingen overleden. De mariniers konden de Molukkers gelukkig snel overmeesteren en afvoeren.

De inval duurde slechts een paar minuten. Daarna zochten we elkaar op. Het was een ontlading van emoties. Iedereen omhelsde en knuffelde elkaar. Het is moeilijk te omschrijven hoe je je dan voelt. Toen het veilig was, mochten we naar beneden. Op de ijsbaan in Assen kregen we koffie. Daarna werden we naar cultureel centrum De Kolk gebracht waar onze families op ons stonden te wachten.

De eerste periode na de gijzeling had ik nergens last van. Door te praten met collega’s en familie gaf ik de gebeurtenis een plek. Na een jaar kreeg ik hyperventilatieklachten. De beveiliging was aangescherpt op het provinciehuis. Als telefoniste kwam ik in een gepantserd hokje te zitten. Ik voelde me opgesloten. Niet iedereen had begrip voor mijn angst. Toen mijn man een huis had gekocht in Deventer, heb ik mijn baan opgezegd. Mijn plezier in mijn werk was over.

Nu, dertig jaar later, denk ik nog af en toe aan de gebeurtenis. Tijdens de gijzeling van een school in Rusland in 2004 kwam die bijvoorbeeld weer boven. Ik kan me dan enigszins indenken hoe de kinderen zich voelen.

Of ik de Molukkers kan vergeven? Gelukkig wel. Als je dat niet kunt, blijf je je hele leven met wrok achter. Daar gaat veel energie in zitten. Ik vind het wel heel erg dat ze nooit spijt hebben betuigd. Ze hebben zich altijd achter hun actie verscholen.”


Op het nippertje ontsnapt

Eenvoudig vindt oud-commissaris van de Koningin Tineke Schilthuis (86) het niet om over de gijzeling van het Drentse provinciehuis te praten. „Het voelt heel onbescheiden. Ik heb nooit geleden onder de gebeurtenis, zoals anderen.” Schilthuis wist op het nippertje te ontsnappen door uit het raam te klimmen en naar beneden te springen.

„Op die bewuste maandagochtend werd ik gebeld door mijn secretaresse. „Het is mis. Er zijn Molukkers binnen, het lijkt wel een gijzeling”, zei ze. Mijn reactie was: „Dan moet ik eruit.” Ik ben vanuit het raam op een brede richel gestapt, die langs elke verdieping liep. Verderop in de goot zag ik allerlei ambtenaren, dus ik liep naar hen toe. Bij de regenpijp heb ik me van één hoog naar beneden laten zakken.

In een gebouw aan de overkant van de straat belde ik de politie. Daarna ging ik zo snel mogelijk naar het politiebureau in Assen. Daar was een beleidscentrum ingericht, van waaruit het contact met de Molukkers plaatsvond.

Op een gegeven moment kregen we daar door dat de situatie in het provinciehuis echt levensgevaarlijk was. Er werd gebeld en wij hoorden schoten aan de andere kant van de lijn. Vanaf dat moment hebben we de aanval ingezet, die gelukkig succesvol is verlopen.

Begrip voor de acties van de Molukkers heb ik niet. In Nederland werden ze goed behandeld. Er waren voldoende mogelijkheden om te integreren. Bovendien vind ik dat de Molukkers de positie van Nederland overschatten. Politiek gezien had ons land maar een kleine rol in het internationale speelveld. De mogelijkheden om zich in te zetten voor een vrije Molukse staat waren zeer beperkt.”


„Geweld hier lost op de Molukken niets op”

Politiek gezien hadden de Molukse acties weinig effect. Maar binnen de Molukse gemeenschap brachten ze een proces van bewustwording op gang, zegt Abé Manuputty (60), voorzitter van het Moluks platform Assen.

„Als Molukse gemeenschap waren we in 1978 nog volop actief met het evalueren en verwerken van de kapingen in De Punt en Wijster, een jaar eerder. Zeven van onze jongens waren daar omgekomen. Sommigen twijfelden of deze acties wel de juiste weg waren om ons doel -een vrije Molukse staat- te bereiken.

De gijzeling van het Drentse provinciehuis overviel ons. Ik kende de drie jongens omdat ik destijds leider van een Molukse jeugdgroep was, maar ik wist niet dat zij met zulke radicale plannen rondliepen. Onze gemeenschap reageerde verdeeld. De mensen die fanatiek de vrije RMS aanhingen reageerden positief. Anderen zagen in dat de overheid bij eerdere gijzelingen toch niet op de eisen inging en waren niet blij met de actie.

Ik had mijn standpunt nog niet bepaald, toen ik samen met Noes Solissa dinsdag werd gevraagd te bemiddelen tussen de jongens en de politie. Op zo’n moment denk je niet na, maar zet je je in voor de gemeenschap.

De politie wilde graag het lichaam van De Groot weghalen. Die vraag hebben we aan de jongens overgebracht. Ook hebben we op hun verzoek eten en een megafoon gebracht. De jongens gaven een Indonesisch meisje aan ons mee. Zij leek te veel op de zus van een van hen. Dat hebben we gedaan.

Na afloop van mijn bezoek bracht ik verslag uit aan de politie en de Molukse gemeenschap. Terwijl ik in ons verenigingsgebouw over mijn ontmoeting met de jongens aan het vertellen was, hoorde ik via de radio dat de politie het provinciehuis was binnengevallen. Ik voelde me verraden. De politie had mij voor haar karretje gespannen om te bemiddelen. Maar ondertussen had zij haar plannen voor een bestorming al klaar.

Politiek gezien hebben de acties weinig effect gehad. Er is wel een proces van bewustwording in onze gemeenschap op gang gekomen. De meesten zagen uiteindelijk in dat geweld hier niets oplost voor de situatie op de Molukken. Bovendien leeft het ideaal van een vrije staat daar helemaal niet. De Molukkers zijn liever een autonome regio binnen Indonesië.

Vroeger was ik een fanatieke RMS-aanhanger. Nu speelt dat voor mij geen rol meer. Als er ooit een vrije staat komt, is dat alleen door een revolutie van binnenuit.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer