Beperking vrije studiekeuze helpt jongeren
Er zijn vacatures genoeg, maar toch lopen jongeren werkloos rond, omdat hun opleiding niet aansluit op de behoefte van de arbeidsmarkt. René Paas ziet de oplossing in betere opleiding van jongeren en een beperking van de studiekeuzevrijheid.
Het gaat goed met Nederland. Maar niet met iedereen. Terwijl de werkloosheid ongekend laag is en de hoeveelheid onvervulde vacatures groeit, hebben nog steeds veel jongeren moeite om een baan te vinden. De jeugdwerkloosheid is hoog en daalt minder snel dan de gemiddelde werkloosheid. Dat moet anders. Het komt erop aan om de kansen van vandaag voluit te benutten. Er liggen te veel onbenutte mogelijkheden.We moeten veel meer doen om jeugdwerkloosheid te voorkomen. De meeste jongeren hebben prima perspectieven op de arbeidsmarkt. Ze maken hun opleiding af en vinden snel werk. Maar zoals altijd zit de ellende bij een kleine groep geconcentreerd. Van elke twintig leerlingen in het voortgezet onderwijs of het mbo verlaat er één het onderwijs zonder startkwalificatie. Op het laagste mbo-niveau valt zelfs één op de drie leerlingen voortijdig uit.
Er is nog veel te doen om jongeren te behoeden voor jeugdwerkloosheid. Dat begint met een goede opleiding. Er zijn zwaarwegende redenen om vast te houden aan de minimumeis van een startkwalificatie.
Het helpt ook om bij jongeren vaardigheden te oefenen die ze niet van huis uit hebben meegekregen: ik heb straks mijn schoolopleiding af, maar hoe krijg ik een baan? Sollicitatietrainingen helpen.
Het kabinet bepleit zelfs campussen voor probleemleerlingen. Ik ben het daar mee eens. Soms moet je alles uit de kast halen om te voorkomen dat leerlingen afglijden. Gistermiddag besprak ik op een symposium in Groningen een voortreffelijk initiatief om de kwetsbaarste leerlingen ”Kamers met kansen” te bieden. Scholen, corporaties en hulpverleners maken samen het klimaat dat bij veel jongeren thuis ontbreekt. Het is moeilijk: samenwerken gaat van au! Maar het is heel zinvol.
Niet iedereen vindt leren leuk. Maar gelukkig vinden de meeste leerlingen leren belangrijk voor hun toekomst. Het probleem is alleen dat ze vaak geen flauw benul hebben van het werk waar hun beroepsopleiding hen voor opleidt. Wat voor werk is het? Wat verdien je ermee? En hoe groot is de kans dat ik zo’n baan krijg? Jongeren hebben geen idee wat een timmerman of een lasser verdient. En hoeveel een baliemedewerker of een bankemployee. Toch kiezen ze voor ’witte boorden’. Ze willen kapper worden, maar weten niet dat er 4000 opleidingsplaatsen zijn en maar 1000 arbeidsplaatsen voor kappers. Roc’s in Amsterdam en Delft bieden voor de richting techniek een laptop en baangarantie. Maar het helpt niet. Jongeren kiezen nog steeds verkeerd. En zo vermorsen we kostbaar talent.
Aansluiting
Goede voorlichting is cruciaal. Maar ik vind het inmiddels de vraag hoe belangrijk het is dat jongeren absoluut de vrije hand hebben bij hun studiekeuze. Jarenlang zitten opleidingen vol waarvan je weet dat de kans op werk minimaal is. Wat zou er eigenlijk op tegen zijn om gericht het aantal opleidingsplaatsen te beperken? Nu is het aanbod van mbo-opleidingen heel breed. Marketing helpt mbo’s om hun opleidingen vol te krijgen. Maar hoe staat het met de aansluiting op de arbeidsmarkt? Hoe goed is het aanbod afgestemd op de vraag naar arbeidskrachten van het bedrijfsleven in de regio?
Ook het kiezen van een opleiding met grote kansen op werk is niet zonder risico. Werkgevers die zitten te springen om personeel kunnen jongeren verleiden om voor het beëindigen van hun opleiding te gaan werken. Groenpluk heet dat. Het maakt een nieuwe generatie werknemers zonder voldoende opleiding. Dat mag niet gebeuren. Het schept dus een dure plicht voor groenplukkende werkgevers. Leren en werken dus. Wie nog geen startkwalificatie heeft, mag je niet ontslaan!
De auteur is de voorzitter van de vakbond CNV.