Schatgraven in Zandvoortse duinen
ZANDVOORT - Is het een jongensdroom of is het echt waar? De Zandvoortse Bunkerploeg beweert de schuilplaats te hebben gevonden van zestien in de Tweede Wereldoorlog gestolen kunstschatten. De locatie houden de vijf bunkeronderzoekers angstvallig geheim, bang voor duizenden schatgravers die de Amsterdamse waterleidingsduinen intrekken.
Twijfelachtig. Dat is de eerste gedachte bij eenieder die het persbericht van de Zandvoortse Bunkerploeg leest. De vijfkoppige ploeg zou een e-mail hebben gehad van de zoon van een Duitse officier. Sturmbahnführer Müller zou in de Tweede Wereldoorlog twaalf schilderijen en vier sculpturen naar een bunker hebben gebracht en de ingang hebben laten dichtmetselen.„Wij geloofden er eerst ook niets van” zegt Ronald van der Mije, getooid met een Lonsdalepet en spijkerbroek. De 25-jarige Zandvoortenaar laat graag in de Waterleidingduinen bij Zandvoort een paar bunkers zien. De museumbunker, waar ten tijde van de oorlog onder andere schilderijen uit het Rijksmuseum werden bewaard, kan Van der Mije echter niet vinden. Het gevolg is een dwaaltocht door de duinen van ruim twee uur.
Toch is het verhaal van de bunkeronderzoeker wel geloofwaardig. In 2005 kreeg de Zandvoortse Bunkerploeg de eerste e-mails van de zoon van Müller. Hij schreef dat zijn vader in 1942 zijn studie kunstgeschiedenis moest afbreken om in dienst te gaan. Als officier was hij belast met de ontruiming van Zandvoort. De inwoners konden hun kostbaarheden opbergen in bepaalde depots. Kunstkenner Müller greep zijn kans en verborg de zogenaamde Entartete (niet-Arische) Kunst in een bunker in de duinen.
Na de oorlog ging Müller terug naar Oost-Duitsland, trouwde en werd vader van drie kinderen. Door de bouw van de muur tussen West- en Oost-Duitsland kon hij niet meer terug om de schatten op te halen. Vrij snel na de val van de Muur in 1989 werd de voormalige officier ernstig ziek. Hij overleed in 1993. Jaren na zijn dood vond de jongste zoon een brief met een verwijzing naar de Entartete Kunst in bunker L596 in Zandvoort. Via internet zocht de zoon contact met de Zandvoortse Bunkerploeg.
Die besteedde in de eerste instantie geen aandacht aan de e-mails. Pas toen Müller junior begin 2007 een e-mail stuurde met wel heel nauwkeurige informatie, werd de interesse van de vijfkoppige bunkerploeg gewekt. Ze lieten de schets onderzoeken door Gerard Wilmink, directeur van Museum De Cruquius in Cruquius. Wilmink: „Na raadpleging van internet en mijn contacten in de museumwereld, kan ik niet anders dan concluderen dat de kans groot is dat er echt wat ligt.”
In de tweede week van januari dit jaar was het zo ver. Met behulp van Müller, die uit Oost-Duitsland was overgekomen, gingen de vijf leden van de ploeg met prikstokken op zoek naar de bunker, die geheel onder het duinzand bedolven bleek. Daardoor hebben de mannen tot op dit moment de ingang nog niet gevonden.
Wel bonden zij afgelopen maandag een camera aan een stok en lieten die via een luchtgat foto’s maken in de bunker. De foto’s willen zij echter niet laten zien. „We zagen duidelijk dat er houten kratten schuin tegen de wand van de bunker stonden” zegt Van der Wije.
Het liefst zouden de leden van de Zandvoorste Bunkerploeg zo snel mogelijk gaan graven. Dat is echter streng verboden in het beschermde natuurgebied. Proefgaten maken voor archeologisch onderzoek, karteren, mag echter wel. „Soms wordt de nieuwsgierigheid wel eens te groot”, geeft Van der Mije toe. „Dan volgt er vaak een kat-en-muisspelletje met de boswachters hier.”
Nu er een serieuze opgraving staat te wachten, wil Van der Mije de boswachters van beheerder Waternet graag te vriend houden. „Waternet moet toestemming geven voor de opgraving, de gemeente moet een vergunning verlenen.” Als dat voor elkaar is, gaat de bunkerploeg zelf aan het graven. „Dat laten we niet over aan het een of andere bedrijf.”
Mochten er echt waardevolle schilderijen boven de grond komen, dan schenkt de bunkerploeg ze aan het plaatselijke Zandvoortse museum, dat de kunstvoorwerpen in een klimaatskluis op moet slaan. Museumdirecteur Wilmink vraagt zich echter af of er nog wat overgebleven is van de schilderijen. „Het is zo vochtig daar dat er waarschijnlijk alleen nog maar de lijsten staan. Maar alleen al de vier sculpturen zijn een mooie aanwinst voor het museum.” De grootste droom van de bunkerploeg is echter dat de schatten in de toekomst tentoongesteld kunnen worden in een eigen museum, het Zandvoortse Bunkermuseum.