Handboek wereldburger
Nederlanders kunnen zich veelvuldig verbazen over het gedrag van ’anderen’ in binnen- en buitenland. Intussen is het aardig ook eens te kijken wat ’vreemdelingen’ van de Hollanders vinden. Volgens communicatiedeskundige Jaap van Ginneken draait het allemaal om het juiste CQ.
CQ - dat is wat mensen nodig hebben in het vorige week afgetrapte Europees Jaar van de Interculturele Dialoog. Dr. Jaap van Ginneken komt met de term op de proppen in zijn zojuist verschenen ”Handboek wereldburger”. Je hebt het IQ of intelligentiequotiënt, dat zegt iets over het vermogen elementaire probleempjes op te lossen. De laatste jaren heeft men ontdekt dat EQ toch ook wel heel belangrijk is: het emotionele-intelligentiequotiënt bepaalt of je in staat bent met gevoelens van anderen rekening te houden.En dan moeten we in een tijd van reislust en globalisering ons ook meer om het CQ gaan bekommeren, stelt Van Ginneken, die in Amsterdam en Nice doceert. CQ staat dan voor het vermogen om je in andere culturen te verplaatsen en effectief met ze samen te werken.
Doe maar gewoon
Daarbij is het nuttig te beseffen welk beeld in het buitenland van Nederland bestaat. Hoe kijkt de niet-Nederlander aan tegen het kleine kikkerlandje aan de Noordzee? Het is een wat merkwaardige paradox van typeringen. Als typisch calvinistisch, maar ook als anticalvinistisch. Als het land van abortus en prostitutie, drugs en euthanasie, schijnbaar los van God en gebod. Een land ook met een „wonderlijk ritueel van alsmaar die verjaardagspartijtjes, met koffie en cake, biertjes en pinda’s, geroezemoes en gemeenplaatsen.”
Van Ginneken geeft een aantal veelvoorkomende gedragingen, die buitenstaanders als hinderlijk kunnen ervaren. Ze gaan over lichaamsvocht (hard niezen of hoesten in trein of metro), roken (dat doe je niet in iemands naaste omgeving), kinderen (die Nederlandse kinderen maken alsmaar herrie en proberen te onderhandelen in plaats van gewoon te luisteren) en bejaarden (afschuwelijk dat Nederlanders hun groothouders in kleine, afgezonderde bejaardenflatjes onderbrengen).
Op deze voorbeelden is best wat af te dingen: een aantal zaken die de auteur noemt als typisch-Nederlands-in-de -ogen-van-buitenstaanders zijn gewoon een kwestie van beleefdheid. Wat de auteur maar duidelijk wil maken is dat bepaalde gewoonten en eigenaardigheden door een andere culturele bril „volstrekt absurd” kunnen lijken.
Klein en plat
Die eigenaardigheden van een volk hebben te maken met zijn geschiedenis. Nederland vormt vanouds een typisch deltagebied. Drie grote rivieren uit nabuurlanden -de Duitse Rijn, de Franse Maas en de Belgische Schelde- stromen hier de zee in. En dan precies tegenover de monding van een grote rivier aan de overzijde: de Theems. Nederland is dus een vanzelfsprekend handelsknooppunt. Niet voor niets was het land ooit de machtigste mogendheid ter wereld, en bezat het in z’n eentje de helft van de grote schepen in Europa.
Verder is Nederland een klein, plat land met rechte wegen. Geen land van bergen en dalen, van afgesloten valleien met elk een eigen karakter. Buiten de eilanden is de cultuur dan ook betrekkelijk homogeen.
Nederland was een van de eerste republieken van de moderne tijd. In vergelijking met andere Europese landen speelden hof en adel een ondergeschikte rol. De vanzelfsprekende gelijkheid van burgers is al eeuwenlang diep in de cultuur ingeslepen. Het leidde tot de specifiek Hollandse mentaliteit van ”Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg”. En: „Je moet je kop niet boven het maaiveld uitsteken.” Voor Nederlanders misschien vanzelfsprekend, maar buitenlanders kunnen dat gebrek aan hoffelijke vormelijkheid als lompheid ervaren.
Van Ginneken schrijft: „Wanneer je kijkt naar het functioneren van Nederlanders in het buitenland, dan vallen daarin twee dingen op. Ten eerste hebben ze vaak de neiging om hun taalvaardigheid en bereisdheid stelselmatig te overschatten. (…) Ten tweede tonen ze ook een geforceerde geldingsdrang. Nederlandse personen en instellingen willen zich graag meten met die uit de grotere Europese landen en zelfs Amerika. Veel artiesten willen vroeg of laat naar Broadway doorstoten, veel managers zeggen op Wall Street met hun bedrijven bij de ”top drie” van de wereld te willen gaan behoren. Die grootheidswaanzin stort ze in ondoordachte fusies of financiële overnames, die vaak slecht aflopen.”
Bloemen
In zijn handboek gaat de auteur uitvoerig in op culturele verschillen. Die kunnen al zitten in iets simpels als een begroeting. In Nederland en andere noordwestelijke landen begroet men bekenden vaak in het voorbijgaan alleen oppervlakkig, met een ”hoi” of een vluchtig gebaar. In veel zuidoostelijke landen wordt dit als afstandelijk en onvriendelijk ervaren. Daar is het beter om stil te staan, contact en een praatje te maken, en daarvoor de tijd te nemen.
Als je bij mensen thuis wordt uitgenodigd, kun je net als in Nederland een boeketje bloemen meenemen. Maar, waarschuwt Van Ginneken, pas op. Er kan van alles misgaan met soorten, kleuren en geuren. „Rode rozen zijn in veel landen gereserveerd voor geliefden. Witte of paarse gladiolen, lelies, chrysanten en anjers zijn in veel landen bestemd voor begraafplaatsen. Zelfs het aantal kan betekenisvol zijn. Vier is in China een ongeluksgetal, acht een geluksgetal. Er bestaat zelfs een hele monografie over de antropologie van geluks- en ongeluksgetallen. Vraag daarom aan lokale contacten wat gepast is.”
Dergelijke tips komen volop in het ”Handboek wereldburger” voor. Van Ginneken toont zich van alle markten thuis: hij behandelt de thema’s opvoeding, bedrijfsleven, migratie en minderheden, toerisme en reizen, verhuizen. Dat doet hij op een onderhoudende, laagdrempelige en persoonlijke manier. Bijvoorbeeld in het slothoofdstuk, waarin hij terugblikt op de vele malen dat hij zelf „intercultureel miscommuniceerde.” „Een televisieregisseuse met wie ik in Japan had samengewerkt, kwam op Schiphol aan. Ik haalde haar op, maar pas later realiseerde ik me dat zij en ook mijn Japanse uitgever eerder in Tokyo op het vliegveld hadden klaargestaan met kleine elektronische gadgets als welkomstcadeau. (…) Voorbeelden uit eigen ervaring laten zien dat mijn vanzelfsprekendheden steeds opnieuw niet die van anderen waren.”
Om die eigen vanzelfsprekendheden tegen het licht te houden, hoeft de eigen cultuur niet te worden verloochend, stelt Van Ginneken. Het gaat erom dat mensen zich bewust worden van de valstrikken in interculturele contacten. Daarom sluit hij af met het advies: toon culturele intelligentie.
N.a.v. ”Handboek wereldburger. Een inleiding interculturele communicatie”, door Jaap van Ginneken; uitg. Boom Onderwijs, Amsterdam, 2008; 205 blz.; € 25.