Religie wordt weer serieus genomen
Religie ondervindt in toenemende mate belangstelling in de wetenschap en bij de bestudering van de geschiedenis. Als er kritiek op religie komt, dan komt die ironisch genoeg meer van de kant van de studenten dan van de hoogleraren. Dat stelt prof. dr. Benjamin Kaplan, hoogleraar Nederlandse geschiedenis aan University College in Londen. Hij sprak maandag tijdens de opening van ReLiC in Amsterdam.
Prof. Kaplan is vooral bekend met de vroegreformatorische periode en de tijd van de Republiek. Hij promoveerde op de Reformatie in Utrecht en publiceerde over dit onderwerp de boeiende studie ”Calvinists and Libertines” (over confessie en gemeenschap in Utrecht gedurende 1578-1620). Kaplan is geboren in New York en heeft op verschillende plaatsen in Amerika geschiedenis gedoceerd. Sinds twee maanden is hij in Londen de opvolger van de illustere Jonathan Israel.
Kaplan noemt religie een fundamentele factor in de totstandkoming van de Republiek. De vraag of de vrijheidsstrijd er ter wille van de religie of ter wille van de vrijheid was -een woordspeling van het instituut ReLiC: causa religionis of libertatis?- beantwoordt Kaplan genuanceerd. „Het begin van de Tachtigjarige Oorlog werd gedragen door een kleine groep gemotiveerde calvinisten. Velen lieten in die eerste jaren van de Opstand het leven, anderen gingen in ballingschap. Het waren mensen die het minst geneigd waren tot compromissen. Pas later werd de strijd een politieke strijd, maar zo is het niet begonnen.”
Kaplan constateert een grote belangstelling voor religie in de historische wetenschap. „Er groeit een consensus over de invloed van religie. Een van de eerste stromingen die dat erkenden was de Franse school Annales. Later kwam er ook vanuit antropologische hoek meer belangstelling voor religie. Religie is een belangrijk aspect geworden van de cultuur. De interesse voor religie in de geschiedschrijving is een reactie op een eenzijdige politieke en sociale verklaring van de historische feiten. Deze aspecten zijn weliswaar niet verdwenen, maar zijn niet meer overheersend. Het frappante is dat zelfs seculiere historici religie anders zijn gaan waarderen.”
Religiegeschiedenis heeft de term kerkgeschiedenis vervangen. „De belangstelling voor kerkgeschiedenis is sinds de jaren zestig en zeventig op haar retour. Dat heeft te maken met het feit dat de bestudering van kerk en staat voorheen te veel gezien werd als iets van de elite. Traditie werd opgevat als een traditie van boeken, van ideeën, van grote denkers, in plaats van de religieuze praktijk van de gewone man. Religie is niet meer de geloofsleer van een bepaalde kerk. Vroomheid is breder en heeft inmiddels alles te maken met moraal, cultuur en riten.”
Kaplan heeft veel studie gemaakt van het calvinisme. Uit zijn studie over de calvinisten en libertijnen blijkt dat libertijnen helemaal niet zo libertijns waren als vaak voorgesteld wordt. Kaplan: „De uitdrukking libertijn is een term die de libertijnen zelf niet gebruikten. Ook de libertijnen geloofden in God en in de voorzienigheid. Ook zij onderschreven de hoofdzaken van de christelijke leer. Maar voor een calvinist was iemand een libertijn die niet voldeed aan hun eigen vroomheid.”
Zijn er anno 2002 nog libertijnen? Kaplan maakt een vergelijking met Amerika, waar de meeste mensen in God geloven, of in een leven in het hiernamaals, maar lang niet altijd kerkelijk betrokken zijn. „Toch doen die mensen aan religie, als een vorm van spiritualiteit, als een vorm van persoonlijke levensvulling. Mensen blijven voor doop, belijdenis en begrafenis de kerk nodig hebben. Je kunt dat niet een actieve betrokkenheid noemen, maar religieus is het wel.”
Kaplan betreurt het dat het calvinisme in de loop van de geschiedenis zo strikt is vastgelegd. „De Gereformeerde Kerk heeft in Nederland gekozen voor een engere interpretatie van het calvinisme. Daardoor heeft het calvinisme aan populariteit ingeboet. Wat vastgelegd werd op de Dordtse synode was slechts een aspect van het oorspronkelijke Calvijnse erfgoed.”
Maar Dordt wilde toch zuiver gereformeerd en ook Calvijns zijn?
„Nee, zij schiep juist een specifiek gereformeerde traditie en legde iets vast waarover voorheen geen consensus bestond, ook in andere Europese kerken niet. De Nederlandse gereformeerden formuleerden een gereformeerde orthodoxie die het latere calvinisme sterk heeft beïnvloed. Ook het puritanisme werd in deze zin gestempeld. Op alle punten behaalde Dordt dus de overwinning.”
Is het calvinisme niet altijd schatplichtig aan Calvijn geweest?
„Het calvinisme is niet iets statisch, maar voortdurend in beweging. Je kunt wel in de traditie van Calvijn willen staan, maar je kunt nooit precies denken zoals Calvijn dacht. Traditie is een levend iets. Neem het voorbeeld van de predestinatie. In de calvinistische traditie werd dit dogma zo belangrijk gemaakt, dat we Calvijn niet meer recht doen. Daardoor lijkt het alsof Calvijn zich onderscheidde van de luthersen, maar dat is historisch onjuist. Die voortdurende beweging in het calvinisme hoort bij deze stroming. Dat mogen we niet zien in termen van afwijking of relativering van het oude standpunt. Traditie is levende traditie, al zijn er wel normen die bepalend zijn voor de verschillende interpretaties.”
Vanwaar uw interesse in de Nederlandse geschiedenis en specifiek in het calvinisme?
„Nederland is een uniek land geweest, economisch krachtig, maar uitzonderlijk door zijn opvattingen over religie en vrijheid. Nederland was ooit een christelijk land, zij het geen calvinistisch land. Maar iedereen was vrij om te geloven wat hij wilde en de kerk te kiezen die hij wilde. Dat was uniek. Dat maakt het zo interessant voor historici. Als mensen gedwongen werden voor een kerk te kiezen, dan kun je er nog geen peil op trekken. Maar als het een vrije keus is, kun je ook begrijpen wat ze geloofden.”