Kind van dertien, laveloos
Een doordeweekse avond in een gemeentehuis. In de raadszaal een dertig refojongeren, enkele ouders, de burgemeester, een gedeputeerde en een vertegenwoordiger van een hulpverleningsinstantie. Het opvallendst is de aanwezigheid van twee jongens, negentienjarigen, die al een flink verslavingsverleden achter zich hebben.
De burgemeester verbaast zich over sommige ouders. Hij zag op oudejaarsdag een kind van dertien laveloos over straat lopen. Het is dan twee uur in de middag. ’s Avonds is het kind weer van de partij. Waar zijn dan die ouders? vraagt hij zich af.Een moeder vraagt de burgemeester eens te gaan posten bij de drankwinkel in het dorp. „U zal schrikken van de hoeveelheid die daar verkocht wordt.”
Hij kent de feiten. nog niet zo lang geleden zag hij achttien kratten bier ingeladen worden in één auto. De jongeren reden vrolijk weg.
Keten
Nog meer verhalen komen los. Over het indrinken in de keten om daarna nog elders stevig in te nemen.
Vanuit de zaal worden oplossingen aangedragen, maar verder dan strengere controle komt men niet.
In een islamitisch land zul je niet snel alcoholverslaafd worden. Is een totaalverbod een oplossing? Opgemerkt wordt dat dit in de jaren dertig van de vorige eeuw in Amerika is geprobeerd. Het resultaat was: veel gangsterbendes die veel geld verdienden aan de illegaliteit.
Thuis
De laatste spreker stelt dat de aanwezigheid van een goed thuis veel ellende kan voorkomen. De hulpverlener en de ervaringsdeskundige jongeren beamen dit. Veel probleemjongeren komen uit een eenoudergezin met geldproblemen of problemen in de sfeer van huiselijk geweld.
De laatste spreker ontkent en verkleint dit niet, maar wil het begrip thuis breder zien. Jongeren zijn overdag de meeste tijd niet in huis. Er zijn nog meer plaatsen waar zij zich thuis moeten voelen.
Er is de school, de kerk, de catechisatie. Daar zijn nog werelden te winnen of te verliezen. Ook dit ontkent de spreker niet, maar er zijn nog meer oorzaken van ontsporing van jongeren. Neem nu de wijk waar ze wonen. Onlangs verscheen een bericht in de krant dat in de Vinex-wijken geen plaats was waar een jongere zijn vrije tijd kan doorbrengen. Geen voetbalveldje of speelterrein. Wel de wipkip en de zandbak voor de kleintjes, maar voor onze pubers geen plek.
De jongen met een verslavingsverleden knikt. Toen hij thuis alleen maar ellende meemaakte, ging hij de straat op. Hij sloot zich aan bij een groepje hangjongeren, uit verveling. Verveling was, zegt hij, de eerste reden waardoor hij van kwaad tot erger kwam.
Hangjongeren
Ook de burgemeester erkent de stelling. In een vorige gemeente had hij als verantwoordelijke voor het jeugdbeleid ouderen ontvangen die klaagden dat ze elke avond op en tegen een bank voor hun appartement jongeren zagen die luidruchtig met elkaar de avond doorbrachten. Zij ervoeren dit als onveilig. Onderzoek wees uit dat er feitelijk niet veel aan de hand was.
De spreker stelt dat bij de inrichting van wijken en buurten de sociale architect niet de opdracht is verleend voor de inrichting van de wijk. Het lijkt wel of alleen de winst op de grondverkoop en het rendement voor de projectontwikkelaar de inrichting van een gebied bepalen. De aanwezigheid van jongeren wordt volstrekt ontkend.
De ex-verslaafde, de burgemeester en de hulpverlener erkennen de problematiek. Zonder het uitermate grote belang van een veilig thuis en een veilige school en kerk te verkleinen kan een voorzorgsmaatregel zijn dat architecten, projectontwikkelaars en overheden de eis neerleggen dat elke wijk of buurt jongerenproof moet zijn. Het zal een hoop ellende en problemen voorkomen.
Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl.