Filippensen 1:6Hoe meer de oude mens afneemt, hoe meer de nieuwe mens toeneemt. Met Asaf zegt men dan: „Wien heb ik nevens U in de hemel, nevens U lust mij ook niets op de aarde.” Men verblijdt zich over zijn staat, dat men nu God tot zijn deel heeft, dat men van dood levend geworden is en dat men nu wandelt op de weg die naar de hemel leidt.

Het grootste vermaak voor zo’n kind van God is om voor God en tot Zijn eer te leven. Er is ook een vorderen en toenemen in de heiligmaking. Men wordt dan ernstiger en ijveriger in het doen van de godsdienstplichten. Dan wordt bevestigd wat de koning Salomo zei: „Het pad der rechtvaardigen is als een schijnend licht, voortgaande en lichtende tot de vollen dag toe”.

Bij de dood wordt alles echter voleindigd. Het geloof zal dan veranderen in aanschouwen. De bekering zal dan zalige gevolgen hebben. Niets zal er dan van de oude mens overblijven. Want in de hemel komt niets dat onrein is. En het geestelijk leven zal dan veranderd zijn in eeuwig leven. De heiligmaking is dan geheel volmaakt. De gemeenschap aan het Evangelie zal zijn volkomenheid hebben. Dan zal men ten volle verzadigd worden met het goede. Voor eeuwig.

Cornelis van Vollenhoven, ziekentrooster te Amsterdam (”De Waarheid in het binnenste”, 1759)