Onder censuur na weigeren diakenambt
Titel: ”Sint Anthoniepolder, een kerk in de Hoeksche Waard. Vijfeneenhalve eeuw kerkgeschiedenis van Sint Anthoniepolder 1357-1907”
Auteur: ds. L. H. Oosten en J. C. J. Versteeg
Uitgeverij: college van kerkrentmeesters van de hervormde gemeente te Sint Anthoniepolder, 2007
ISBN 9 789077 502662
Pagina’s: 762
Prijs: € 47,50.
De kerk lijkt aan de buitenkant soms meer op het tegenovergestelde van wat zij moet zijn. Dat zij in dat geval toch kerk blijft, valt af te lezen aan een omvangrijke studie van ds. L. H. Oosten en J. C. J. Versteeg naar de kleinschalige hervormde gemeente van Sint Anthoniepolder. De auteurs beschrijven naar eigen zeggen „een historie van strijd en worsteling, van waarheid en dwaling.” Cornelis Klaesen Dorst, lid van de toenmalige gereformeerde kerk in Sint Anthoniepolder, kwam in 1707 om een merkwaardige reden onder censuur te staan. De kerkenraad had hem op het dubbeltal voor diaken gesteld, waarna hij door de meerderheid van de gemeenteleden werd gekozen. Op eerste kerstdag deelde Dorst mee dat hij het diakenschap weigerde te aanvaarden. Dat kwam hem duur te staan: hij werd onder censuur geplaatst.
De kerkenraad nam de zaak hoog op. Iemand kon naar het oordeel van de mannenbroeders niet zomaar, zonder geldige reden, voor zijn benoeming bedanken. Ze besloten „eerst sagte middelen” te gebruiken om Dorst van gedachten te doen veranderen. Tevergeefs. „Doet al wat ge kunt, ik salt niet aannemen”, antwoordde de kandidaat-diaken. Waarom de kerkenraad de „wederspannige” onder de tucht plaatste en hem weerde van deelname aan het avondmaal. Anderhalf jaar later toonde Dorst berouw. Na een gesprek met de classis Dordrecht beleed hij dat hij „leedwesen hadde van soo qualijk gehandelt te hebben.”
Precisie
De zaak-Dorst is een van de vele wederwaardigheden uit de geschiedenis van de hervormde gemeente van Sint Anthoniepolder. Ze zijn uit diverse archieven uit het hele land opgediept en met grote precisie op schrift gesteld door ds. L. H. Oosten en J. C. J. Versteeg, die zich beiden nauw aan de gemeente verbonden weten. Ds. Oosten was er tot zijn emeritaat twee jaar geleden predikant, terwijl Versteeg haar enkele jaren als ouderling heeft gediend.
De auteurs weten de ontstaansgeschiedenis van de hervormde gemeente in Sint Anthoniepolder vrij scherp in beeld te krijgen. Nadat in 1357 een korenland ter hoogte van Strijen werd ingedijkt en een groep agrariërs zich in het gebied had gevestigd, werd omstreeks 1375 een klein kerkje gebouwd. De rooms-katholieke parochianen vernoemden het naar de heilige Antonius.
Het boek brengt de kerkgeschiedenis van Sint Anthoniepolder voortdurend in verband met grootschaliger ontwikkelingen op kerkelijk en maatschappelijk terrein. Vanzelfsprekend richten de auteurs bij de beschrijving van de zestiende eeuw alle aandacht op de manier waarop de Reformatie in de ambachtsheerlijkheid Sint Anthoniepolder gestalte kreeg. Tot hun spijt moeten ze vaststellen dat er over die belangrijke episode niet bijzonder veel te vertellen valt.
Zeker is dat in Sint Anthoniepolder nog tot 1572 een pastoor woonde. Een jaar later nam hij de wijk, nadat de Staten van Holland hadden besloten alleen nog de gereformeerde religie toe te staan. Dat de Reformatie er tot die tijd moeilijk voet aan de grond kreeg, hangt mogelijk samen met de toewijding van ambachtsheer Aert van Mijle aan de rooms-katholieke koning Filips II. In tegenstelling tot hun vader waren Adriaan en Cornelis van der Mijle, erfgenamen van de ambachtsheerlijkheid, wel „de kennisse der waerheidt” toegedaan.
Ironie
De eerste gereformeerde predikant van Sint Anthoniepolder was ds. Hubertus Cornelii Walsbergh. Al een jaar na zijn aanstelling overleed hij aan de gevolgen van de pest. „De ironie van de geschiedenis is”, zo tekenen de auteurs aan, „dat Sint Anthonius, de schutspatroon van onze kerk, vereerd was als beschermer tegen de pest. Maar zo werd het bevestigd dat hij niet kon helpen. Tevergeefs klepte de Polderklok anno 1436: Fugo pestem, de pest verdrijf ik!”
Na ds. Walsbergh zouden nog vele predikanten volgen, ze krijgen allen in het boek een gedetailleerde levensbeschrijving. Niet allen bleven de reformatorische leer trouw, onder wie ds. Olivier van Hattem (1599-1608), wiens prediking allesbehalve gereformeerd was en die na zijn afsnijding door de classis overging naar de Rooms-Katholieke Kerk. Kort na hem trad ”dominee Soopie” aan: ds. Johannes Bovie (1705-1724), die zich veelvuldig, en tot op de preekstoel toe, te buiten ging aan de drank.
In de tijd waarin de Bataafse Revolutie plaatsvond en de gereformeerde belijdenis van de Nederlandse Hervormde Kerk door de overheid het zwijgen werd opgelegd, stonden in Sint Anthoniepolder volgens de auteurs godvrezende predikanten. Met waardering schrijven zij over ds. J. J. le Roy, ds. C. le Fèvre en de kohlbruggiaanse predikant ds. J. F. Gobius du Sart.
Soms was de rechtzinnigheid bij predikanten in Sint Anthoniepolder ver te zoeken. In 1873 deed ds. P. J. ter Plegt intrede, „een echt vrijzinnige predikant.” Later, in 1899, verbond ds. J. D. Schmidt, de vader van kinderboekenschrijfster Annie M. G. Schmidt, zich aan de gemeente, een man die het scheppingsverhaal als mythe beschouwde en volgens zijn dochter het geloof allang had verloren, maar zijn ambt als „een baantje” bleef voortzetten.
Er volgde een periode van diep verval, de gemeente was maar liefst 37 jaar vacant en op sterven na dood. Totdat ds. J. J. Tigchelaar in 1959 er pastoraal werk ging doen. Vanaf die tijd is de kerk langzaam weer opgebloeid. Juist van stukjes geschiedschrijving als deze kan een grote bemoediging uitgaan voor mensen die vastlopen met de kerkelijke situatie van vandaag de dag.
In de harten
De auteurs hebben niet alleen gestreefd naar een zo informatief mogelijke beschrijving van de kerkgeschiedenis van Sint Anthoniepolder, ze hebben ook geprobeerd te achterhalen wat er in de harten van de mensen omging. Zo is in het boek een brief uit 1747 opgenomen van ds. Sebastiaan Koning, gericht aan schout Ary de Coningh wiens vrouw Agatha tien dagen na de geboorte van een dochter overleed. „Ik wensche van gantscher harten”, schrijft de predikant, „dat de Heere Ued. regmatige droefheit in dezen gelieve te matigen, om onder zijn slaande hand stille te zijn.”
Wat is het nut van een minutieuze geschiedschrijving van een plaatselijke gemeente als die van Sint Anthoniepolder? Die vraag stellen de schrijvers zich aan het begin van hun onderneming ook. Terecht geven zij als antwoord: „In het wel en wee van het kerkelijk gebeuren door diepten en over hoogten heen zien we iets van de Hand des Heeren in de geschiedenis en van de trouw van de Heere Jezus Christus als Koning van Zijn Kerk. Hij laat niet varen wat Zijn Hand begon.”