„Nauwelijks loonexcessen in Nederland”
Wat is een topbeloning? Wanneer is er sprake van een hoog salaris? Waar ligt de grens? Stop het gekibbel, zegt Hay Group: van excessen op loongebied is in Nederland nauwelijks sprake. Een paar uitzonderingen -zoals de loonstrook van de topmannen van Numico en ABN AMRO- mogen niet tot bevestiging van een regel leiden.
Het onderzoeks- en adviesbureau kwam dezer dagen op de proppen met een aantal bevindingen rond het thema grootverdieners. Altijd interessant: er passeert nauwelijks een week dat het onderwerp níét aan bod komt in het nieuws, met uitschieters waarbij zo ongeveer heel Nederland zijn mening ventileert.Hay Group maakte een lijst van de honderd grootste bedrijven in Europa en in de Verenigde Staten. Op die lijst staan vier Nederlandse concerns: ING, ABN AMRO, Fortis en Unilever. Eigenlijk vijf, maar Koninklijke Shell heet Brits te zijn vanwege de hoofdbeursnotering in Londen. Om de bevindingen te kunnen vergelijken met de Nederlandse situatie werd eveneens gekeken naar de inkomens van de raden van bestuur van AEX- en AMX-fondsen, van overige en van niet-beursgenoteerde bedrijven.
Hoofdconclusie: van loonuitspattingen is in Nederland nauwelijks sprake. Een Amerikaanse chief executive officer (ceo) verdient bijna zes keer zo veel als zijn collega in Nederland. Vanwaar dan om de zo veel tijd zo veel ophef? Directeur Jeroen Kirch van Hay Group: „De aandacht voor bestuurdersbeloning richt zich in Nederland te eenzijdig op de excessen, waardoor het zicht op de feitelijke praktijk verloren gaat.”
Hij doelt op de miljoenensalarissen en -bonussen die onder anderen werden opgestreken door Jan Bennink van Numico en Rijkman Groenink van ABN AMRO. Die beloningen staan zelfs niet in verhouding tot de gemiddelden in Amerika. „Bennink en Groenink vormen uitzonderingen.”
De gemiddelde beloning van een topman van een beursgenoteerd concern (AEX-fonds) ligt op 2,3 miljoen euro per jaar. „Dat is krap 50 procent van het gemiddelde in Europa en 18 procent van het salaris van topbestuurders in de VS”, aldus Kirch. „Zij verdienen met gemiddeld bijna 13 miljoen euro per jaar een dikke 10 miljoen per jaar meer dan onze topmensen.”
Amerikaanse directeuren zijn voor een veel groter deel van hun inkomen afhankelijk van bonussen en aandelenregelingen: die vormen respectievelijk 300 en 590 procent van hun basissalaris. In Nederland zijn bonussen en aandelenregelingen achtereenvolgens 105 en nogmaals 105 procent van het basissalaris.
Het beeld van zakkenvullende bestuurders in Nederlandse boardrooms verdient bijstelling, vindt Kirch. „Wat zelden wordt belicht, is dat voorzitters en leden van raden van bestuur in ons land gemiddeld dertien jaar bij de onderneming werken waar ze nu leiding aan geven. Die mensen zitten er dus niet in om even snel te cashen over de ruggen van hun mensen.” Kirch vindt wel dat commissarissen scherper moeten kijken naar daadwerkelijke prestaties. Bonussen en andere extraatjes moeten daarmee in verhouding zijn. „Geen succes betekent geen grote zak geld.”
Het kritisch volgen van de beloningssystematiek van de top van het bedrijfsleven is een vereiste, aldus Kirch. Maar belicht dan ook andere zaken, waardoor er een genuanceerder beeld kan ontstaan. „Natuurlijk, 2,3 miljoen euro is een hoop geld en veel mensen zouden dat ook wel willen hebben. Maar hoeveel mensen zijn bereid het klokje rond te werken én zijn geschikt om de verantwoordelijkheid te dragen voor de prestaties en de toekomst van een concern met tienduizenden medewerkers?”
Beleid formuleren rond topbeloningen is zoveel als het aanvatten van een „veelkoppig monster”, meent Hay Group. „Er is namelijk niet één antwoord te geven op de vraag of het salaris te veel, genoeg of te weinig is, hoe frustrerend dat ook is.”
In Nederland is er de commissie-Frijns die onderzoek doet naar de naleving door bedrijven van goed ondernemingsbestuur, de zogenoemde code-Tabaksblat. Daarin wordt ook gesproken over topbeloningen. In december kwam de commissie met een rapport naar buiten waarin wordt gepleit voor zelfregulering door het bedrijfsleven. Minister Bos van Financiën daarentegen ziet veel meer in het formuleren van fiscale regels voor topinkomens. Nee, zei commissievoorzitter Jean Frijns eerder deze maand, wettelijke maatregelen kunnen er zelfs toe leiden dat bedrijven Nederland de rug toe keren. „Dat kan ons land zich niet permitteren.”
In een reactie op het rapport van Hay Group zegt Frijns nu dat zijn commissie zich geen zorgen maakt om het gemiddelde loonsniveau van bestuurders, „maar juist om excessieve situaties. Daarnaast zijn de relatie tussen beloning en prestaties en adequate verantwoording over het gevoerde bezoldigingsbeleid en de toegekende beloningen belangrijkste aandachtspunten”, aldus Frijns.
Bestrijding van het veelkoppige monster zal nog veel tijd kosten. En nog veel meer wijsheid.