Goed werk
Het is een Goddelijke almacht om het goede in ons te werken, omdat daartoe ziels- en lichaamskrachten vereist worden. Een goed werk wordt het genoemd, omdat Hij Die het werkt de goedheid zelf is. Is het een goed werk, het is ook een groot werk. De mens is geheel onbekwaam om het zelf te krijgen. Zal het er komen, God zal het Zelf moeten geven. Hij is het Die het werken moet. God zal het moeten geven.
De werkmeester van dit goede werk is God. Hij is het, zegt Paulus, Die het in u begonnen is. De mens is onmachtig geworden door de zonde en onbekwaam om enig goed te doen. Integendeel, hij is boos en verkeerd en daarom is hij een vijand van het goede, ja, hij werkt uit alle macht tegen. Het goede moet van God komen. Wat wij dan ook beloven, het is van God. Het is niet uit ons, maar Gods gave. Hij moet trekken, zal men tot Jezus komen, en ook dat moet gegeven worden.Dat men bekeerd wordt, is van God. Hij maakt de dode zondaar levend. Hij geeft na en overeenkomstig de bekering te leven. Is er een begin van een goed werk, de mens brengt het met de geboorte niet mee, en een goede opvoeding geeft hem dat goede werk niet. Een mens zo hij geboren wordt, komt zonder een goed werk. Hij draagt het beeld van zijn vader. Dat is een zondig beeld.
Cornelis van Vollenhoven, ziekentrooster te Amsterdam (”De Waarheid in het binnenste”, 1759)