IJslandse lijdensliederen in het Nederlands
Vijftig passieliederen, voor elke dag van de lijdenstijd één. De IJslanders zijn vergroeid met de lijdenspoëzie van hun 17e-eeuwse dichter Hallgrímur Pétursson. De liederen kunnen nu ook in het Nederlands gezongen worden.
Hallgrímur Pétursson (1614-1674) is dé dichter van IJsland. En dat heeft hij vooral te danken aan zijn vijftig ”passiepsalmen”, zoals de IJslanders ze noemen. In de gedichten, die in 1666 in druk verschenen, volgt de lutherse predikant de Heere Jezus in Zijn lijdensgang: vanaf het laatste avondmaal tot aan de graflegging.Het waren deze passieliederen die de lutherse Reformatie in IJsland wortel deden schieten. Ze vormen na 350 jaar nog steeds een gekoesterd volksbezit. Al eeuwenlang worden de gedichten in de lijdenstijd gezongen en gelezen. Ook op de radio klinken ze in de tijd voor Pasen, elke dag een lied.
De gedichten vonden hun weg naar andere landen. Engelse vertalingen verschenen, en Duitse, Poolse, Hongaarse, Italiaanse, Chinese. Ook in Nederland waren er mensen die met de poëzie aan de slag gingen. De hervormde predikant Willem van Herpen (1925-1996) maakte er Nederlands proza van. Op basis daarvan maakte dichter Johan Klein er poëzie van - vrije vertalingen, zoals hij ze zelf noemt.
Een eerste uitgave met twaalf passieliederen verscheen in 1996 bij uitgeverij Groen. Tien jaar later had Klein ook de andere gedichten klaar; ze verschenen bij muziekuitgeverij Proza Musica. Vorig jaar februari volgde een tweede editie, nog altijd zonder muziek.
Inmiddels ligt er een liedbundel (”In de schaduw van Uw kruis”) met vierstemmige koorzettingen (opnieuw uitgegeven door Proza Musica); het is voor het eerst dat buiten IJsland een editie met melodieën verschijnt. Tevens zijn 22 liederen door het Noord Nederlands Vocaal Ensemble onder leiding van Jan Pranger op cd gezet (Cantilena).
Groot inzicht
David de Jong (1969) uit Rijswijk, gereformeerd vrijgemaakt predikant en musicus, is de motor achter de muziekuitgaven van Péturssons liederen. Hij raakte bij het project betrokken toen hij bij toeval dichter Johan Klein tegen het lijf liep. Toen hij kennismaakte met de poëzie van de IJslander, werd De Jong geraakt door de inhoud van de teksten.
In het kader van een vesperdienst in de Stille Week maakte de predikant vervolgens koorzettingen bij een aantal teksten van Pétursson. Het resulteerde erin dat hij samen met Johan Klein voor elk van de vijftig liederen op zoek ging naar de oorspronkelijke melodie. Bij nagenoeg elk lied gaf de IJslandse dichter aan welke melodie hij in gedachten had, maar een aantal ervan bleek moeilijk te traceren. De meeste hebben een Duitse herkomst, een paar komen van elders, onder andere uit de Nederlandse bundel ”Souterliedekens”.
Niet alleen reconstrueerde De Jong de melodieën, hij maakte ook bij elk lied een koorzetting. Daarmee is „een boel mooie kerkmuziek” beschikbaar gekomen, zegt de predikant. Dat niet alleen, het is ook een unieke bundel. „Ik ken geen cycli binnen de kerkmuziek waarin heel de lijdensweg van Jezus op muziek is gezet.”
De Jong zegt het traject als verrijkend te hebben ervaren. „Péturssons liederen getuigen van een groot inzicht in de Schrift én in de menselijke ziel. Hij mediteert bij elk onderdeel van Jezus’ kruisweg, terwijl steeds de breedte van het hele Evangelie meeklinkt.”
We hebben hier volgens de predikant te maken met zuiver reformatorisch gedachtegoed. „De liederen hebben een licht bevindelijke inslag. Aan actualiteit hebben ze nog niets ingeboet. Natuurlijk kom je 17e-eeuwse toepassingen tegen waar je niet mee uit de voeten kunt, bijvoorbeeld als hij de wond in Jezus’ zijde vergelijkt met de deur van de ark van Noach. Maar in de manier waarop hij spreekt over de ernst van Christus’ lijden en over de schuld van de zonde, herken je een broeder bij wie we zo aan de avondmaalstafel kunnen schuiven.”