Vergaderen, vergaderen, vergaderen...
We leven in een tijd van veel vergaderen. Vergadercultuur wordt het wel eens genoemd. Men kan zelfs cursussen volgen voor vergadertechniek om tot vergadertijger te worden opgeleid, ook in de kerk. Men mag trouwens bij die cursussen ook wel een cursus roostermaker inlassen, zoals op de scholen, omdat de agenda’s van ambtsdragers voor eigen werk en privé ook al vol staan met vergaderingen.
Wat is het resultaat van onze kerkelijke vergadercultuur? Iemand dichtte eens:„Ik heb vergaderd
Jij hebt vergaderd
Hij heeft vergaderd
Wij hebben vergaderd
Zij hebben vergaderd.
’t Heeft allemaal nogal veel tijd genomen
en we zijn er nog niet helemaal uitgekomen.”
Een schot in de roos, dikwijls. Van dr. J. J. Buskes is de gevleugelde uitspraak bekend: „We vergaderen totdat we met de vaderen vergaderd zijn.”
Het moet inderdaad vaak laat worden. En prof. dr. M. A. J. de Vrijer schijnt eens te hebben gezegd op een college omtrent de uitstorting van de Heilige Geest met Pinksteren: „En, mijn heren, dat was het grootste wonder: dat de Heilige Geest werd uitgestort op een vergadering.”
Censura morem
Er wordt veel vergaderd. Kan het niet wat minder? In de hervormde gemeente te Scherpenisse stond van 1751 tot 1771 Matthias Jansen. Hij vergaderde met zijn kerkenraad slechts vier keer per jaar bij het censura morem. Op zo’n vergadering werd er eventueel ook gestemd voor nieuwe kerkenraadsleden, werd de jaarrekening van de diaconie gepresenteerd of vond een aannemingsavond plaats. En blijkens de notulen die hij zelf bijhield, was er op een enkel tuchtgeval na niets opmerkenswaardig.
Ik citeer de notulen van 16 april 1756:
„Art. 1
Is met den gebede begonnen.
Art. 2
Waren present alle de Broederen.
Art. 3
Zijn 13 personen na gedaene geloofsbelijdenis aengenomen en hare namen agter in dit kerkenboek aangetekent.
Art. 4
Waarop de vergadering met dankzegging tot God geijndigt is.”
Geen ingekomen stukken. Geen notulen. Geen rondvraag. Je kunt wel eens met weemoed terugzien op die tijd (op het nalaten van Schriftlezing en gezang na). Laten we echter ook nuchter zijn. In die dagen was het leven iets minder complex. Op een kerkenraadsvergadering van tegenwoordig vragen nu eenmaal veel meer dingen de aandacht. Maar toch, is de vergaderpraktijk heden ten dage echt zo nodig?
Nieuwsgierig
De oud gereformeerde ds. C. Smits verstond de vergaderkunst als geen ander. Een kwarteeuw geleden maakte J. W. Klijn er melding van in het tijdschrift ”De Schakel”, onder het kopje ”Korte vergadering”:
„Zondagmorgen. Aan ’t einde van de dienst. Een bekendmaking (des te bezielender hij gepreekt heeft, des te stunteliger leest hij die voor. Eigenaardig. Overgeconcentreerd?). Een bekendmaking dus: manslidmaten morgenavond half 8 in de consistorie. Punt. Uit. Geen reden, geen onderwerp. Je hoorde als ’t ware de hersenen werken in de stilte die volgde. Wat zou er aan de hand zijn? Ik ben eerlijk, ’k was ook belangstellend. Of zullen we het gelijk maar bij z’n ware naam noemen? Nieuwsgierigheid dus.
Maandagavond. Een fijne zomeravond. Alles ademde rust. Behalve bij de kerk. Fietsen, auto’s. Alles wat maar man genoemd kon worden, kwam langs de stenen stoep afzakken. Even voor halfacht zat de consistorie bomvol. Blauw van de rook. De volledige kerkenraad, met voorzitter ds. Smits als nestor, zat het zwijgend en ondoorgrondelijk aan te zien. Schudde bereidwillige handen, hulde zich verder in stilte. Zo te horen ging het er onder de manslidmaten nogal ontspannen aan toe.
Echter het onmiddellijke stilzwijgen om exact halfacht, toen ds. Smits zijn stem verhief, gaf aan dat het maar schijn was. Aandacht. Versje zingen. Kort gebed, stukje lezen. De spanning steeg. Wat zou er komen? Waarom waren we hier zo onverwachts bij elkaar geroepen? Nog steeds geen uitleg. Ook geen notulen.
Ah, daar kwam het. Ds. Smits sprak kort en krachtig: Nou mannen, op de vorige ledenvergadering hebben we over twee orgels gesproken. Een duur en een goedkoper (verschil ca. ƒ 40.000,- meen ik). Het voor en tegen is toen uitvoerig genoeg besproken, dus ik neem dan ook aan dat daar niemand meer het woord over wil? … Mooi zo, dan kunnen we nu overgaan op stemmen. Briefjes is niet nodig. Wie voor het dure orgel is hand omhoog.
’t Zag zwart van witte handen, zwevend boven hoofden. Nou, dat is dan duidelijk, hier hoeft niet geteld te worden, ook niet gediscussieerd, er is gestemd voor het dure orgel.
Zijn er nog vragen? (twee tellen pauze). Mooi, geen vragen. Als de ouderling dan een vers op wil geven en met ons eindigen? Aldus gebeurde. Ver voor achten stonden we weer buiten. Ternauwernood was de bloedrode zon verder gezonken. Ietwat ontluisterd spoedde een ieder zich naar huis, zich de hersens pijnigend hoe hij het vrouwlief duidelijk moest maken dat de vergadering wel had plaatsgevonden.”
Ds. J. Eschbach heeft in deze krant wel eens gesteld dat hij het grootste gedeelte van een vergadering besteedt aan Bijbelstudie om dan vervolgens besluiten te nemen. We vallen, in dít opzicht, ds. Eschbach hartelijk bij.