„Bijbelwetenschappen vaak misbruikt”
In de huidige theologie worden de bijbelwetenschappen vaak misbruikt. Ze mogen argumenten leveren bij actuele ontwikkelingen. Argumenten tegen apartheid bijvoorbeeld. Of voor pluraliteit. Prof. dr. E. Talstra heeft daar grote moeite mee. „Bijbelwetenschappen zijn wel even een welkome hulp om traditionele autoriteiten te relativeren, maar zijn vervolgens niet meer nodig. De butler kan gaan.”
De hoogleraar Oude Testament van de Vrije Universiteit stelde vrijdag tijdens een bezinningsdag voor leden van de triosynode van de Samen op Weg-kerken dat het tijd wordt voor professioneel gedrag: de Bijbel lezen. Het thema van de dag was ”Geloof, Schrift en belijdenis - een hecht trio?” De bijeenkomst, georganiseerd door de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Kampen (ThUK) in samenwerking met de hervormde kerkelijke opleiding en het luthers seminarie, was bedoeld om een brug te slaan tussen kerkelijke praktijk en theologische bezinning.
Talstra betoogde in zijn lezing ”Een professioneel theoloog is een confessioneel theoloog” dat bijbelwetenschap een goede bijdrage kan leveren aan de vorming van identiteit en zelfbewustzijn van de christelijke gemeente. „Maar dan moet zij iets anders mogen zijn dan alleen óf een gevaar voor de confessionele tradities óf de hofleverancier van modern-gereformeerde groepen.”
De hoogleraar wil de gedachte dat bijbelgeleerden een risico zijn, niet tegenspreken. Je moet ze immers in toom houden, want ze kunnen de confessionele eenheid van de kerk bedreigen of ze kunnen de existentiële waarde van het geloof wegredeneren. „Maar het wonderlijke is wel dat in de huidige situatie de rollen lijken omgedraaid: bijbelgeleerden worden nu juist alleen geciteerd of te hulp geroepen om de positie van confessies of van de meer traditionele geloofsbeleving te relativeren. Vroeger de butler van leidinggevende kerkelijke theologen, nu de hofleverancier van de pluralisten.”
Hij vroeg zich af of we dit soort tegenstellingen niet eens achter ons kunnen laten. Dat moderne bijbelwetenschap een bedreiging zou zijn voor klassieke confessies, is volgens hem namelijk bepaald niet vanzelfsprekend. Bijbelwetenschap is er, aldus de hoogleraar, niet voor het demonteren van de Bijbel in oude stukjes en nog oudere stukjes. „Dat hoort wel bij het vak, maar het gaat om iets anders. Het gaat om inzicht in geloofsoverlevering. Het gaat erom zicht te krijgen op de samenhang van tekst en identiteit, meer dan de samenhang van tekst en historie.”
In een van de negen workshops verdedigde dr. G. van den Brink, universitair docent dogmatiek aan de hervormde kerkelijke opleiding in Leiden, dat de Heilige Schrift de beschermende gordel van een gemeenschappelijke belijdenis niet kan ontberen.
Hij legde uit dat de belijdenisgeschriften helpen bij het vinden van de rode draad in de Bijbel. Er is daarbij volgens dr. Van den Brink van huis uit geen sprake van belijdenisdwang. De belijdenisgeschriften zijn een akkoord van gemeenschap.
Hij ziet de belijdenis als een schil, ring of gordel rondom de kostbare kern, de schat van het Woord van God. „Juist om niet in de verleiding te komen dat Woord bij het minste of geringste los te laten, hebben we in de kerk de gordel van de belijdenis nodig.” Als de werkelijkheid daartoe aanleiding geeft, kunnen aanpassingen worden gedaan in de gordel, om zo de kern onaangetast te laten. Iets wat ook in de wetenschap gebruikelijk is. Aanpassing van hulphypothesen geschieden om een harde wetenschappelijke kern onaangetast te kunnen laten.
Dr. Van den Brink sluit, in navolging van artikel 7 van de NGB, wijzigingen van de belijdenis niet uit, maar denkt eerder aan aanvullend belijden. Als voorbeeld noemde hij het geschrift ”Fundamenten en perspectieven”.
Dr. Van den Brink riep ertoe op terughoudend met veranderingen in de gordel om te gaan. Bij te omvangrijke wijzigingen is het immers niet ondenkbaar dat ze ook de kern raken. Hij pleitte voor het goed recht van de korst. „De zachte, sappige kern van een vrucht behoeft niet voor niets een schil om zich heen die haar beschermt.”
Prof. dr. K. Zwanepol, hoogleraar lutherana aan het Evangelisch Luthers Seminarium, noemde het in een workshop over ”Luthers belijden” een verzwakking dat in artikel I.5 van de kerkorde van de toekomstige verenigde kerk de Konkordie van Leuenberg een bijstelling is geworden. „Het is te zwak geworden. Zeker nu in de ordinanties van een verdere compartisering van het belijden sprake is.”
Hij wees er ook op dat het noemen van de onveranderde Augsburgse Confessie en de Catechismus van Luther in de nieuwe kerkorde voor de lutheranen een verandering betekent. De ordeningen die de Lutherse Kerk nu heeft, spreken van meer, niet met name genoemde, andere belijdenisgeschriften. Dat is, aldus Zwanepol, bewust gebeurd. „Men heeft een confessionele basis. Maar daarbij is tegelijk gezocht naar een zekere openheid. Dat de zaak nu zo wordt vastgelegd, is nieuw.” Hij bracht verder naar voren dat voor lutheranen de rechtvaardiging niet een van de vele thema’s is, maar het midden van het geloof. En de gedachte dat lutheranen zich niet druk maken over de belijdenis, moet volgens hem nodig worden doorgeprikt.