Die kritiek klonk maandagavond tijdens het Nationaal Gaming Debat in Amsterdam. Digibewust, een samenwerkingsverband van het ministerie van Economische Zaken en het bedrijfsleven, organiseerde aan de vooravond van de jaarlijkse Europese Safer Internet Day een debat tussen politici, wetenschappers, vertegenwoordigers van de game-industrie, gamers en opvoeders.Tijdens de discussie oogst vooral dr. Jeroen Jansz van Universiteit van Amsterdam veel applaus met zijn relativerende opmerkingen over de invloed van games. ”We moeten alleen onderkennen dat er risicogroepen zijn voor wie het spelen van games een verslaving kan worden. Daarom moet er goede en gerichte voorlichting komen.”

In veel gevallen is er volgens Jansz meer sprake van een opvoedingsprobleem dan van een verslavingsprobleem. ”Sommige ouders voelen zich onmachtig om tegen hun puber te zeggen: En nu stop je met die gameen ga je wat anders doen.”

”Maar heeft gaming ook niet iets te maken met een vlucht uit de werkelijkheid?” zo vraagt een ex-verslaafde zich af. ”Op school werd ik gepest en gekwetst. In een spel kon ik echt iemand zijn.” Gert-Jan Meerkerk van het Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen & Verslaving (IVO) herkent dit. ”In zo’n geval wordt een virtuele identiteit belangrijker dan zijn reële identiteit.”

”Dat is juist de lol van entertainment”, denkt Jansz. ”De een verdwijnt in een spannend boek, de ander zwijmelt weg bij een film en een derde vindt zijn geluk in een game. Het deelnemen aan een fantasiewereld is een belangrijk aspect van de plezier die mensen aan het gamen beleven.”

”De politieke discussie wordt gevoed door mensen zoals PvdA’er Dijsselbloem. Die roept maar wat”, foetert een deelnemer aan het debat. Hij krijgt luid applaus.

SP-Kamerlid Gerkens: ”Ik moet ook in mijn partij moeite doen mensen te overtuigen dat het allemaal wel meevalt.” Voor Seth van der Meer van de Stichting Nederlandse Gamedagen is het een uitgemaakte zaak: ”Gamen is een onderdeel van de huidige cultuur geworden.”